Dit artikel is een bijdrage van onze mederedacteur Broeder Yvan Jacques. Hij is medeoprichter en bezieler van het monasterium Mariakluizen in Zegelsem (Brakel). Elke maand geeft hij een nieuwsbrief uit over het monasterium, en ook elke maand voorziet hij daarin – herborist zijnde – enkele …
Vandaag gaan we op avontuur buiten de gebaande paden van de stad: een fietstochtje door de Brugse stadsrand! Onderweg zien we dat op veel plekken de bermen weer gemaaid worden. Tja… misschien is dat wel nodig. Maar tot onze vreugde zijn er hier en …
We zijn ze allemaal wel eens tegengekomen, die eigenwijze plantjes die je niet meteen op de stoep of tegen een huisgevel verwacht. Nee, ik heb het niet over brutale straatmadeliefjes, maar over die avontuurlijke rakkers die zich niet laten beperken door een tuin of bloembak. Deze vrije zielen, de tuinvlieders, trekken met een flinke dosis lef de wijde wereld in.
Een “tuinvlieder” is een plant die ontsnapt uit bloembakken of uit onze tuin. Ze verschijnen vervolgens tegen muren, voetpaden of op ruigten. Niet alleen bloemen, maar ook groenten, kruiden, struiken en zelfs bomen zoeken aldus een nieuw leven.
Vlinderstruiken, stokrozen, blauwe klokjes en zelfs vijgenbomen beginnen in veel steden aan een nieuw, avontuurlijk leven. Ze staan niet langer veilig in een perk, in een tuin of een bloembak, beschut tegen wind en voorbijgangers. Ze zijn niet langer verzekerd van water als het droog is, van voedende mest op geregelde tijden, of van een verfrissende snoeibeurt. Niemand die schimmels of bladluizen voor ze bestrijdt. Deze tuinvlieders moeten alles op eigen houtje doen.
Velen zullen hun eerste jaar niet overleven, want veel mensen hebben een bloedhekel aan dat groen tegen hun gevels. Ze gaan de strijd aan met alles wat ze kunnen vinden: planten worden met blote handen uit de grond getrokken, bespoten met gif, gestoomd alsof het groenten zijn, of zelfs in een vurige barbecue omgetoverd. Slechts een paar onverwoestbare avonturiers zullen de kans krijgen om nieuw nageslacht te produceren en hun groene opmars voort te zetten.
En ik? Ik heb wel een boontje voor die dappere ontdekkingsreizigers.
Dalmatiëklokje (Campanula portenschlagiana)
Het Dalmatiëklokje is zo’n echte avonturier die je steeds vaker in het stadscentrum vindt. Dalmatiëklokje is een groenblijvende, overblijvende plant uit de klokjesfamilie (Campanulaceae).
De plant kan verward worden met het kruipklokje. De bloemen van het kruipklokje hebben echter een wit hart. Veel klokjes lijken trouwens goed op elkaar. Een determinatiesleutel kan dan goede diensten bewijzen. Op de website van “Wilde bloemen in Nederland” vind je zo’n handige sleutel:https://www.wildebloemen.info/pages%20sleutels/sleutel%20klokjes%20Campanula.php
Campanula betekent klokje, naar de vorm van de bloem. Poscharskyana verwijst naar de Duitse botanicus Gustav Adolf Poscharsky (1832-1915), die inspecteur van de botanische tuin in Dresden was en de grondlegger van de botanische tuin Schellerhau in Altenberg in Saksen.
De plant wordt doorgaans 10-30 cm groot. De gezaagde, ’s winters groenblijvende bladen zijn hartvormig. De plant bloeit vanaf mei tot het vroege najaar. Dalmatiëklokje heeft een veelbloemige, vertakte bloeiwijze met 1-2 cm grote, paarsblauwe bloemen.
Dalmatiëklokje blijft in Vlaanderen strikt beperkt tot het stedelijke gebied. De soort wordt er aangetroffen op oude muren, zowel op zonnige als eerder beschaduwde standplaatsen. De ecologische kenmerken van de niche van de soort zijn nog onvoldoende bekend. In haar gebied van herkomst groeit het Dalmatiëklokje op rotsen in bergstreken.
Zowel de bladeren als de bloempjes zijn eetbaar. De milde smaak past goed in salades.
Kruipklokje (Campanula poscharskyana)
Kruipklokje groeit op allerlei stenige plaatsen in het stedelijk gebied, waar het als ingeburgerd geldt. In Brugge is het ook al her en der te vinden. Het groeit bijvoorbeeld rijkelijk op een oude muur aan het Minnewater.
De laatste 15 jaar is deze plant met zijn wortels vanuit tuinen ‘ontsnapt’. Je kunt het soms aantreffen in voortuintjes, op de stoep en in de gangetjes achter de huizen. Een echte tuinvlieder dus. Het is hier blijkbaar duidelijk goed ingeburgerd. Sinds 2007 is het ook te vinden in andere steden, vooral in Antwerpen en Gent, en ongetwijfeld ook elders.
Soms wordt het ook wel het ‘Servisch klokje’ genoemd, hoewel de plant eigenlijk uit Kroatië komt. Het is van oorsprong een bergplant.
Net als de meeste klokjessoorten wordt ook het kruipklokje veel bezocht door wilde bijen, bv. hommels, klokjes-, dikpoot- en zandbijen. Deze insecten gebruiken vooral de hangende klokjesbloemen graag als slaapplaats en als schuilplaats voor de regen.
De helder paarsblauwe bloemen zijn min of meer stervormig. Deze soort, die zich door uitzaaien op veel plaatsen vestigt, bloeit met name in de maanden juni en juli zeer rijk. Het wordt daarom ook te koop aangeboden in diverse tuincentra.
Tomatenplant (Solanum lycopersicum)
Tomaten hebben een rijke geschiedenis die teruggaat naar Meso-Amerika, waar de voorouders van de Inca’s en de Maya’s al kleine varianten kweekten. Toen de Spanjaarden Mexico veroverden, vonden ze een plant die daar al volledig ingeburgerd was. Aanvankelijk werden deze als giftig beschouwde planten als sierplanten gekweekt. Pas rond 1750 ontdekten de inwoners van Italië en de Provence dat de gele vruchtjes eetbaar waren. Door kruising en selectie kregen tomaten hun herkenbare rode kleur, en vanaf 1850 veroverden ze de Europese keuken als onmisbare groente.
Hoewel we de tomaat vaak als groente beschouwen in de keuken, is het technisch gezien een vrucht. De rijpe tomaat is gezond, maar de rest van de plant is giftig omdat ze tot de nachtschadefamilie behoort. De giftige stof in de plant heet tomatine, een glycoalkaloïde die de plant produceert om zich te beschermen tegen ziekteverwekkers, en die ook voor mensen giftig kan zijn.
Tomaten bevatten veel vitamine C, carotenen, vitamine B1, vitamine B2 en vitamine B6 en de mineralen kalium, fosfor en magnesium. De tomaat bevat een kleurstof, namelijk lycopeen, die de menselijke cellen kan beschermen tegen de nadelige invloeden van stikstofdioxiden. Lycopeen speelt mogelijk ook een rol bij bescherming tegen kanker.
Zilverschildzaad (Lobularia maritima)
Het zilverschildzaad is een soort van laagblijvende bloeiende plant uit de kruisbloemenfamilie (Brassicaceae).
Het zilverschildzaad hoort van nature thuis op rotsachtige en zanderige plekken langs de Middellandse Zee. Dat vindt ook zijn weerklank in de naam. Lobularia is afgeleid van lobus (lob) en maritimum betekent ‘aan de zee’.
Niet verwonderlijk dat het meestal wordt gevonden in de buurt van de kust op zandstranden, in (verharde) duinen en op stenige plaatsen.
In Nederland en België is het een veel toegepaste tuinplant, die dus af en toe op de loop gaat …
Afhankelijk van de variëteit bloeit zilverschildzaad met vele witte, roze, paarse of mauve bloemen. De kroonbladen zijn wit of iets paars. Die bloemen zijn maar vijf milimeter in doorsnede en ruiken heerlijk naar honing. De blaadjes zijn bedekt met zilverkleurige haartjes.
Tijdens mijn wandeling naar het Adornesdomein in Brugge kom ik vaak langs het charmante Blekerstraatje. Enkele dagen geleden viel mijn oog op een kleine verrassing: tussen de kasseien, vlak tegen een huisgevel, piepte een klaverzuring naar boven. Ik wachtte vol spanning op de bloei, want …
Sint-Janskruid speelt een fascinerende rol in de Europese cultuur, omgeven door talloze legenden en zelfs verering in sommige tradities. De plant dankt haar naam aan Sint-Jan, omdat ze op haar mooist bloeit rond zijn feestdag, 24 juni. Sint-Jan, de heilige van het Licht, wordt gevierd …
Op 24 juni is het Johannesfeest, ook wel Sint-Jan of midzomerfeest genoemd. Het is het feest waar stilgestaan wordt bij de zonnewende (solstitium) en de geboortedag van Johannes de Doper. Hoewel het zomersolstitium in de Gregoriaanse kalender op 21 juni valt, vieren veel mensen het zomerfeest nog altijd op 24 juni, de feestdag van Sint-Jan.
Maar de tradities rondom Sint-Jan gaan veel verder terug. Het midzomerfeest is van oorsprong een groot feest, waarbij mensen de langste dag van het jaar vierden, sint-janskruid rooiden en de kracht ervan inzetten om zich te beschermen tegen kwade invloeden. Er werden grote sint-jansvuren gestookt die de kwade geesten, heksen, duivels en demonen moesten wegjagen.
Het sint-janskruid is een plant uit de hertshooifamilie. De vaste plant komt van nature oorspronkelijk voor in Europa, maar is van daaruit verder verspreid.
Sint-janskruid is in alle Europese culturen een belangrijke plant en er zijn vele legenden aan de plant verbonden. In een aantal gevallen was het zelfs een cultusplant.
Hypericum perforatum
Hypericum perforatum – we zullen het verder afkorten met HP – werd verzameld op 24 juni, als de zon op haar hoogste punt staat. De plant staat dan prachtig in bloei. De helder gele bloempjes lijken naar de zon te willen reiken. Sint-janskruid komt veel voor in tuinen, langs wegen, bermen, bloemenweiden enz….
Als je een blaadje aftrekt en tegen het licht bekijkt zie je kleine puntjes. Precies piepkleine gaatjes. Vroeger dacht men dat het gaatjes in de bladeren waren. De soortnaam “perforatum” (doorboord) is hiervan afgeleid. Het zijn eigenlijk kliertjes die een vloeistof produceren bestaande uit etherische oliën en hars. Wrijf enkele blaadjes en bloemetjes tussen je vingers en je zal zien dat er een rode kleurstof vrijkomt. Vroeger vergeleek men de gaatjes met wonden en veronderstelde men dat zo’n plant beslist een goed wondheelmiddel moest zijn.
Tijdens de kruistochten gebruikten de ridders van Sint-Jan van Jeruzalem de plant om wonden van de kruisvaarders te behandelen.
Naamgeving
Voor ‘Hypericum’ vond ik als verklaringen dat het vertaald kan worden als ‘een geestverschijning te boven komen’, en dit zou gebaseerd zijn op de overtuiging dat het kruid zo schadelijk was voor kwade geesten dat het voldoende was om er even mee te zwaaien om ze te verjagen. Een andere verklaring is dat de naam Hypericum’ verwijst naar de god Hyperion, vader van de zon in de Griekse mythologie. Een reden van deze verwijzing naar de zon is dat de bloemen zo schitterend geel zijn, en dat het kruid bloeit ten tijde van de midzomerzonnewende, de tijd dat de zon haar hoogste punt bereikt.
Beschrijving
Sint-janskruid is een tot 70 cm hoge, overblijvende plant met kleine blaadjes en vertakte stengels met eindstandige bijschermen van goudgele bloemen.
De stengel is enigszins roodachtig. De bladeren bevatten doorschijnende oliekliertjes die, als de blaadjes tegen het licht worden gehouden, op gaatjes lijken. De bloemen hebben vijf kelkbladeren en vijf ongelijke kroonbladeren die ook bezaaid zijn met oliekliertjes. Bij fijnwrijven van de bloemen tussen de vingers komt een rode kleurstof te voorschijn. (zie foto)
Kruidenremedie tegen boze geesten
Het gebruik van het sint-janskruid als kruidenremedie voor de behandeling van een verscheidenheid aan interne en externe aandoeningen dateert al uit de tijd van de oude Grieken. De Griekse artsen van de eerste eeuw, Galenus, Dioscorides, Plinius en Hippocrates bevelen sint-janskruid aan als een diureticum, wondgenezend kruid, als behandeling voor menstruatiestoornissen en remedie voor darmwormen en slangenbeten.
De ouden geloofden dat de plant mystieke eigenschappen had en planten werden verzameld om zich te beschermen tegen demonen en boze geesten. In feite is de generieke naam ‘Hypericum’ afkomstig van de Griekse naam voor de plant, hyperikon. Letterlijk vertaald is de naam een samensmelting van de stamwoorden “hyper” (over) en “eikon” (verschijning), verwijzend naar het veronderstelde vermogen van de plant om boze geesten af te weren.
Omwille van zijn haast legendarische eigenschap om kwade geesten te verdrijven werd het ook “jaagt-den-duivel” genoemd. Krankzinnigen dwong men thee van het sint-Janskruid te drinken om zo de demonen te weren.
In Wales beschreven kruidenkenners in de 13e eeuw een remedie tegen winterhanden of voeten als volgt: “Voor winterhanden en voeten: kook de wortels van het sint-janskruid en giet er gestremde melk over. Stamp het met oud vet en breng het als een pleister aan” (Physicans of Myddfai).
Medicinaal gebruik
De plant werd ook al in de Middeleeuwen gebruikt als kruidengeneesmiddel. Zestiende-eeuwse herboristen, waaronder Paracelsus, Gerard en Culpeper, raadden allemaal het sint-janskruid aan om wonden te behandelen en pijn te verlichten. In 1525 raadde Paracelsus het aan voor de behandeling van depressie, melancholie en overmatige opwinding. Het gebruik als geneeskrachtig kruid verspreidde zich tussen de achttiende en negentiende eeuw vanuit Europa naar andere continenten. Er werd (wordt?) vaak thee en tinctuur van gemaakt voor de behandeling van angst, depressie, slapeloosheid, het vasthouden van water en gastritis. Door de jaren heen zijn preparaten van plantaardige olie gebruikt voor de behandeling van aambeien en ontstekingen. Anderen hebben sint-janskruid gebruikt om zweren, snijwonden, lichte brandwonden en schaafwonden te behandelen, vooral die met zenuwbeschadiging.
Het nut ervan bij het verminderen van ontstekingen is algemeen bekend en lijkt, althans gedeeltelijk, verband te houden met het vermogen om als antibacterieel middel te dienen. Recent onderzoek suggereert ook dat het nuttig kan zijn bij het bestrijden van virussen.
De effectiviteit van sint-janskruid als middel tegen depressie is bijzonder goed bestudeerd en de onderliggende mechanismen zijn goed begrepen. De preparaten hebben relatief weinig nadelige effecten wanneer ze worden ingenomen in de aanbevolen doseringen. Sint-janskruid wordt momenteel gewaardeerd voor de behandeling van (lichte) depressie en andere stemmingsstoornissen. Producten die HP bevatten in de vorm van tabletten, capsules, theeën en tincturen waren eind jaren negentig goed voor naar schatting 6 miljard euro omzet in Europa.
In de homeopathie past men HP toe als geneesmiddel bij aandoeningen van het centrale zenuwstelsel, perifere zenuwen en huid. In China schrijven fytotherapeuten het kruid voor bij acute hepatitis, puisten, abcessen, slangenbeten en appendicitis.
Disclaimer
Er dient ook een waarschuwing gegeven te worden: Soms gebruiken mensen sint-janskruid om beter te slapen of zich minder somber te voelen bij depressieve klachten. Maar opgelet: dit kan invloed hebben op andere medicijnen die u slikt. Het gaat niet samen met medicijnen tegen angst of tegen depressie , de gewone pil, chemotherapie en medicijnen tegen schimmelinfecties of virusinfecties. Vertel het uw arts als u sint-janskruid gebruikt! Er zijn talloze interacties met andere geneesmiddelen gemeld.
Voor veel recent onderzoek i.v.m. HP kan men terecht op: “Medical Attributes of St. John’s Wort (Hypericum perforatum)”
De spoorbloem of rode spoorbloem – vroeger wel rode valeriaan genoemd – is een plant uit de kamperfoeliefamilie. De plant komt oorspronkelijk uit Zuid-Europa en is in België verwilderd, vooral in de Condroz en de Famenne. De plant houdt van een droge kalkrijke bodem. Vandaar …
De Centrale Begraafplaats van Brugge (Assebroek) is een verborgen juweel: een serene, groene oase waar de tijd lijkt stil te staan. Deze plek ademt geschiedenis, met graven van prominente Brugse kunstenaars, schrijvers, politici en adellijke families. Hier rusten onder andere de beroemde schrijvers Guido Gezelle en Julius Sabbe, die hun stempel op de Brugse cultuur hebben gedrukt.
Wat deze begraafplaats extra bijzonder maakt, is dat het volledig pesticidenvrij is. In de jaren negentig liep Brugge voorop in Vlaanderen met het ecologisch beheer van openbare ruimtes. Deze vooruitstrevende aanpak heeft ervoor gezorgd dat de begraafplaats nu een ongeëvenaarde biodiversiteit kent. Het is fascinerend om te zien hoe de natuur hier de vrije hand krijgt, zelfs op een plek die gewijd is aan de eeuwige rust.
We gingen onlangs een kijkje nemen. Een fotografisch overzicht. (Klik op de foto’s om een grotere afbeelding te bekijken.)
Steenkruidkers (Lepidium ruderale) is een één- of tweejarig plantje met een hoogte van 10 tot 35 cm, met een onaangename geur, dat behoort tot de kruisbloemenfamilie. De Steenkruidkers is een plant met groene bloempjes, die bloeien van mei tot september in trossen aan de top …
“We reizen om te leren!” Ja toch?! Voor de meeste van mijn dierbare vrienden en vriendinnen is reizen vooral een poging om te ontsnappen aan de Belgische zomer of om hun geluk te beproeven onder de warme zon op een tropisch strand. Maar wij – en …
In de stenen jungle van de stad, waar gebouwen de hemel lijken te strelen en auto’s als constante stromen door de straten razen, huist een verborgen schat die vaak over het hoofd wordt gezien: de planten die moedig opduiken tussen de kieren van stoepen, langs de muren van gebouwen en zelfs op de meest onwaarschijnlijke plaatsen.
Stel je voor: tussen de grijze tegels van een vergeten steegje of op oude kademuren groeit de dappere muurfijnstraal, haar witte bloemhoofdjes fier omhoog geheven alsof ze willen zeggen: “Hier ben ik, en ik ben prachtig.” Haar bloemblaadjes vangen de zon op een manier die zelfs de meest gehaaste voorbijganger doet stilstaan en glimlachen.
Verderop, tegen de drempel van een oud gebouw, zien we de fijne ranken van de muurleeuwenbekjes, hun paarse bloempjes trillend in de zachte bries. Ze lijken te fluisteren over vervlogen tijden, toen de stad nog jong was en de gebouwen nog nieuw. Nu omarmen ze de oude stenen, als een herinnering aan de veerkracht van de natuur te midden van de stedelijke chaos.
De stad mag dan wel bekend staan om haar grijze en grauwe tinten, maar wie goed kijkt, ontdekt een wereld van kleur, leven en schoonheid die zich vastklampt aan elke mogelijke kier en spleet. De planten van de stad zijn als kleine helden, die de betonnen omgeving veranderen in een oase van leven en hoop.
Het gebeurt niet elke dag dat je in volle stadscentrum een plant aantreft waarvan de Nederlandse naam al verraadt dat ze graag aan de voet van duinhellingen groeit. En toch suggereert de wetenschappelijke soortnaam – muralis – dan toch dat hij ook op steenachtige grond …
Planten met bloemhoofdjes met gele lintbloempjes zijn er bij de vleet en ze lijken allemaal een beetje op mekaar. Dat is niet verwonderlijk want het zijn neven en nichtjes. Ze behoren tot de composietenfamilie (Asteraceae) en hebben allemaal een bloeiwijze die bestaat uit lintbloemen, straal- …
Ken je dat moment waarop je vol goede moed en met een boodschappenlijstje in het achterhoofd naar de lokale kruidenier gaat, maar bij thuiskomst ontdekt dat het ene ding dat je niet mocht vergeten simpelweg uit je geheugen is gewist? Oh, ik kan je vertellen, ik ben daar een expert in. En denk nu niet dat ik er trots op ben. Het overkomt me vaker dan me lief is. Zo ook vandaag!
Na een paar stille verwensingen over mijn verstrooidheid, rest me niets anders dan de hele weg terug te gaan voor dat essentiële item. Maar dan gebeurt er iets magisch! Terwijl ik mopperend naar de dichtstbijzijnde winkel loop, zie ik hem plotseling tegenaan een gevel: hertshoornweegbree!
Hoewel deze plant zo alledaags is als een kopje koffie, lijkt het alsof hij in het hartje van Brugge een onvindbare schat is geworden. Ik kan me nog maar één keer herinneren dat ik hem zag, en dat was al jaren geleden. Of het nu aan mij ligt of aan Brugge, daar valt over te twisten. Maar laten we eerlijk zijn, mijn verstrooide geest heeft vast een groot aandeel in dit mysterie!
Weegbreefamilie
Als we het hebben over weegbree schieten meteen de gebruikelijke namen door ons hoofd: Smalle, Ruige en Grote weegbree, met hun bladeren die van smal tot cirkelvormig variëren, allemaal goed herkenbaar. Maar, wist je dat er nog een paar andere weegbreesoorten zijn die zich niet zo snel laten kennen, alsof ze een spelletje spelen met hun identiteit? Eén ervan is dus de hertshoornweegbree (Plantago coronopus), een vrolijke bengel uit de weegbreefamilie.
Voorkomen
Deze hertshoornweegbree voelt zich helemaal thuis langs de kust van Europa en Noord-Afrika, vooral op die zilte, zanderige plekjes in duinen, op zeedijken, op hoge schorren en zelfs op die groene stranden. En raad eens? Hij houdt ook van wegen waar men in de winter pekel strooit om de gladheid bij vriesweer te bestrijden. Als een ware doorzetter groeit hij zelfs op plekken waar andere planten het liever laten afweten.
Hertshoornweegbree is een echte straatschuimer; hij kan het hebben om platgelopen te worden. Hij gedijt vooral goed op plekken waar andere planten niet eens willen wortelen. Maar zodra die andere soorten opkomen, maakt onze hertshoornweegbree gewoon ruimte voor hen en trekt hij zichzelf discreet terug. Een wonder dat ik hem nauwelijks in Brugge aantref.
Beschrijving
De hertshoornweegbree heeft bladeren gerangschikt in rozetten. Deze bladeren zijn vlezig en zacht behaard, enkelvoudig van vorm, variërend van lijn- tot lintvormig en/of veervormig ingesneden, eindigend in een toegespitste punt. De rand van het blad kan glad zijn of getand. De basis van de bladschijf vertoont vaak vleugels. De nerven volgen een veervormig patroon. De bladsteel is ofwel zeer kort of volledig afwezig.
De bloemstengel van de hertshoornweegbree staat recht op of buigt licht omhoog. Hij is behaard, rond en massief van structuur. De bloeiwijze is een aar. De bloemen zijn wit en kunnen buis- of stervormig zijn. Elke bloem bestaat uit vier kroonbladen en vier kelkbladen. De lengte van de kroon kan gelijk zijn aan of korter zijn dan die van de kelk. De bloeiperiode van de hertshoornweegbree strekt zich uit van mei tot september. Na de bevruchting ontwikkelen zich doosvruchten.
Naamgeving
De bladeren van de hertshoornweegbree lijken een beetje op het gewei van een hert. Als je het zo bekijkt, heeft zelfs de natuur wel een gevoel voor humor. Weegbree komt al in het Oud-Saksisch voor als wegbreda, samengesteld uit weg en breed, dus een plant die breed op de weg groeit.
Plantago komt van het Latijnse Planta pedis en betekent voetzool. Coronopus is afgeleid van het Griekse koronê (kraai) en pous (voet), waarbij de delen van het blad, met een beetje fantasie, de vorm van een kraaienpoot kunnen oproepen.
Rembert Dodoens noemt het in zijn “Cruijdeboeck” (deel 1 capitel 61) trouwens ook ‘Crayenvoet’
Dat ierste Crayenvoet dat oock Hertshoren ghenaempt wordt/ heeft langhe hayrachtighe smalle bladerkens over beyde syden/ met drije oft vier cleyne corte ghelijck aenwassende bladerkens becleet/ van fatsoene eenen ghetackten Hertshoren schier ghelijckende die op der aerden ghelijck een sterre uutghespreyt ligghen….”
Is hertshoornweegbree eetbaar?
Ja, hertshoornweegbree is eetbaar. De jonge bladeren worden vaak gebruikt als groente en kunnen zowel gekookt als rauw gegeten worden, bijvoorbeeld in salades. Deze bladeren zijn een goede bron van voedingsstoffen, waaronder vitamine C, β-caroteen, vitamine B1 en voedingsvezels. Het is echter belangrijk om hertshoornweegbree te plukken op plaatsen waar geen pesticiden of andere chemicaliën worden gebruikt. Langs wegen waar autoverkeer plaatsvindt, is het niet aan te raden om hertshoornweegbree te plukken vanwege de uitstoot van voertuigen. Het is beter om hertshoornweegbree zelf te kweken, wat eenvoudig is. Als je een zonnige of halfschaduwrijke plek in je tuin hebt waar weinig andere planten gedijen, is hertshoornweegbree een ideale keuze om die ruimte op te vullen.
Hertshoornweegbree wordt trouwens al vier eeuwen lang gekweekt als groente, voornamelijk in Italië. Om hem als groente te telen, kun je hem van februari tot juli zaaien op een warme locatie. Na zeven tot acht weken zijn de jonge bladeren klaar om te worden geoogst. Deze blaadjes zijn perfect voor consumptie en kunnen zowel gekookt worden als rauw in salades worden verwerkt. Het kruid heeft een knapperige textuur en een subtiele zoute, nootachtige, maar licht bittere smaak.
Medicinaal gebruik
Hertshoornweegbree is niet alleen een smakelijke toevoeging aan je maaltijden, het is ook een ware schatkamer aan gezondheidsvoordelen. Deze bladeren zitten boordevol voedingsvezels en caroteen en zijn rijk aan essentiële vitamines. Maar dat is nog niet alles! De medicinale krachten van deze plant zijn bijna eindeloos. Tegenwoordig wordt hertshoornweegbree vaak gebruikt als een natuurlijk kompres om wonden, blaren en insectenbeten te behandelen. De zaden bevatten tannines en pectine, die een krachtige antibacteriële werking hebben, waardoor deze plant nog meer in de schijnwerpers komt te staan als een waardevol natuurlijk medicijn.
Rembert Dodoens schreef al: “Hertshoren es van cracht en werckinghe den Wechbree ghelijck daert een gheslacht af es/ ende mach in alle saken daer Wechbree goet toe es ghebruyckt worden. Ende es seer goet ende sonderlinghe bevonden tseghen dat bloet pissen ende tseghen tgraveel en de rijsende steen in spijse oft anders inghenomen.”
Tegenwoordig wordt hertshoornweegbree gebruikt als diureticum en is het opgenomen in pleisters voor de behandeling van zweren, blaren en insectenbeten. Het wordt tevens ingezet als gorgelwater. De zaden van hertshoornweegbree bevatten tannines en pectine, die een antibacteriële werking hebben. Vanwege deze eigenschappen wordt het soms toegepast in de oogheelkunde en is het nuttig gebleken bij de behandeling van acne. Er is meer bewijs nodig om hertshoornweegbree voor deze toepassingen te beoordelen.
Waarschuwing
Houd er rekening mee dat natuurlijke producten niet altijd noodzakelijkerwijs veilig zijn en doseringen belangrijk kunnen zijn. Zorg ervoor dat u de relevante aanwijzingen op de productetiketten volgt en raadpleeg altijd uw apotheker of arts of andere zorgverlener voordat u deze gebruikt.
Er is tevens niet genoeg betrouwbare informatie over de veiligheid van het nemen van hertshoornweegbree als u zwanger bent of borstvoeding geeft. Speel zeker en gebruik het in dat geval niet.
Deze site vervangt geen deskundig advies voor medische behandeling. Raadpleeg altijd een deskundig zorgverstrekker of arts. Ook wat betreft de op deze website aangeboden culinaire recepten mag u deze niet beschouwen als deskundig advies. Daarvoor dient u zich te richten tot een gehomologeerde arts, fytotherapeut of diëtist.Lees daaromtrent onze disclaimer.