Maak kennis met de akkermelkdistel (Sonchus arvensis), een telg uit de veelzijdige composietenfamilie (Asteraceae)! Zoals de naam al laat vermoeden voelt deze plant zich thuis op bouwland en grasvelden, maar durft ook de ruige duinen te trotseren. En hoewel de gewone melkdistel al lang een …
Tot zo’n 30 jaar geleden was de Canadese fijnstraal nog de onbetwiste solist in zijn soort – verwarring met soortgenoten was haast onmogelijk. Maar die tijden zijn veranderd! Nu heeft hij er een stel dubbelgangers bij: de Hoge fijnstraal, de Ruige fijnstraal en ook de bijna onopgemerkte Gevlamde fijnstraal. Deze nieuwkomers hebben eind vorige eeuw de oversteek van Amerika naar Europa gemaakt en hebben vooral stedelijke gebieden veroverd.
Voor dit artikel besloot ik op zoek te gaan naar de Canadese fijnstraal, maar – geloof het of niet – dat bleek een grotere uitdaging dan verwacht. Overal in de stad kwam ik vooral de Hoge fijnstraal tegen. Uiteindelijk had ik geluk in de Hof Arents in Brugge, waar ik een jong exemplaar ontdekte dat onmiskenbaar de typische kenmerken van de Canadese fijnstraal vertoonde. ’s Anderendaags had ik meer geluk tijdens een bezoek aan het Constant Permeke museum te Jabbeke. Ik vond er warempel de twee familieleden, Canadese fijnstraal en Hoge fijnstraal, broederlijk naast mekaar.
Wanneer je ze zo naast elkaar ziet, valt het verschil – zelfs voor de leek – wel op, maar het is zeker niet altijd zo eenvoudig te onderscheiden. Daarom zetten we een aantal kenmerken nog eens naast mekaar op een rijtje.
Bloemhoofdjes
Een belangrijk verschil zit ‘m in de grootte, vorm en de beharing van de bloemhoofdjes.
De Canadese fijnstraal (Conyza canadensis)heeft vele kleine 2 tot 5 mm brede en 6 mm lange hoofdjes. De bloemhoofdjes zijn duidelijk wat kleiner dan bij de Hoge fijnstraal (Conyza sumatrensis). De vele bloemhoofdjes van de Hoge fijnstraal zijn wat groter (zo’n 5 tot 8 mm in doorsnede) en vooral onderaan ronder (urnvormig).
De bloemhoofdjes van de Canadese fijnstraal zijn lichtjes behaard, maar lang niet zo veel als bij de hoge fijnstraal. Met een plantenloep zijn de vele aanliggende haartjes bij de Hoge fijnstraal goed te zien. Die beharing is meteen een eerste kenmerk om een snel onderscheid te maken.
Bij de Canadese fijnstraal zijn de lintbloempjes wit of soms vuilroze en iets langer dan bij de Hoge fijnstraal waarvan de lintbloemen nauwelijks te zien zijn. Ze zijn immers minder dan een halve mm lang en wit van kleur. Ook dat verschil is met een plantenloep goed te zien.
Tenslotte heeft de Canadese fijnstraal 4-lobbige buisbloemen, terwijl de buisbloemen van de Hoge fijnstraal 5-lobbig zijn. Al geef ik toe dat ook dit verschil moeilijk te zien is.
Een beeld zegt meer dan duizend woorden! Vandaar dat we hieronder enkele foto’s ter verduidelijking publiceren.
Beharing
Er is ook een duidelijk verschil in beharing te zien. Canadese fijnstraal heeft minder opvallende beharing; de haren zijn korter, minder dicht verspreid en vaak bijna afwezig op de bloemhoofdjes.
Hoge fijnstraal heeft duidelijke haren die wollig en dichter zijn. De haartjes op de bladrand zijn kort en als het ware gebogen. Op bijgaande foto is het verschil ook duidelijk.
Bladeren
De bladeren van de Hoge fijnstraal zijn vaak breder en hebben een gekartelde rand. De bladeren van de Canadese fijnstraal zijn smaller en lancetvormig met minder duidelijke tanden en minder haren.
Uiterlijk
De Hoge fijnstraal wint het van alle andere fijnstralen in lengte en kan meer dan twee meter hoog worden. De naam Hoge fijnstraal is dus zeer toepasselijk. Canadese fijnstraal groeit meestal minder hoog, vaak tot ongeveer 1 meter.
Doordat de vertakkingen kort zijn is de hele bloeiwijze van de Hoge fijnstraal eerder ruitvormig. De zeer talrijke, kleine bloemhoofdjes van de Canadese fijnstraal staan in een sterk vertakte, pluimvormige bloeiwijze. Maar… toegegeven… ook dat verschil is niet altijd heel duidelijk.
In de tuin van het Constant Permeke museum te Jabbeke vond ik de twee soorten netjes naast elkaar. Op de foto is duidelijk de ruitvormige bloeiwijze van de Hoge fijnstraal te zien en de eerder pluimvormige bloeiwijze van de Canadese fijnstraal.
Bloeitijd
Tenslotte is er ook nog een verschil in bloeitijd. De Hoge fijnstraal bloeit iets later in het seizoen, meestal van juli tot oktober/ november. De Canadese neef bloeit eerder, vaak al vanaf juni tot september.
Ik koos bewust voor de titel ‘fijnstraal’ omdat er in Vlaanderen meerdere soorten fijnstraal groeien die vaak sterk op elkaar lijken en soms lastig van elkaar te onderscheiden zijn. Toch zijn er twee familieleden die eruit springen, dankzij hun opvallende grote lintbloemen: de muurfijnstraal (Erigeron karvinskianus) en …
Tijdens een recente wandeling door het betoverende Brugge besloot ik iets anders te doen: “Waarom niet eens de meest voorkomende wilde planten in de stad vastleggen en een top tien samenstellen?” Maar eerlijk is eerlijk… dat bleek nog een hele uitdaging! Niet omdat er een tekort was …
Tijdens het eerste deel van onze ontdekkingsreis door Brugge, samen met bioloog en lichenoloog Tim Claerhout, doken we diep in de betoverende wereld van mossen en korstmossen. We richtten onze aandacht op vijf types die cruciaal zijn voor een experiment dat de impact van hittestress op biodiversiteit onderzoekt.
Maar onze zoektocht hield daar niet op. Waar we ook keken – op kademuren, vensterbanken, verkeersborden, stoepranden en bomen – werden we steeds opnieuw verrast door de vele soorten die onze interesse wekten. In deel 2 bespraken we al zes van deze soorten, en in deel 3 zullen er nog meer bijzondere ontdekkingen aan bod komen.
Sinaasappelkorst
Calogaya pusilla is een soort korstmos die behoort tot de familie Teloschistaceae. Het is een kleine, vaak moeilijk te onderscheiden soort die vooral op rotsen en schors groeit. Deze korstmos heeft een grijsachtige of geelachtige kleur en kan soms een beetje lobbig of korrelig van structuur zijn.
De soort speelt een rol in ecosystemen door bij te dragen aan de beginnende afbraak van substraten en het creëren van omstandigheden die andere organismen kunnen ondersteunen. Het is een voorbeeld van de vele kleine, vaak over het hoofd geziene lichenen die samen de biodiversiteit van een omgeving vormen.
Witte schotelkorst
Lecanora chlarotera is een korstmos dat behoort tot de familie Lecanoraceae. Dit soort korstmos komt voor op verschillende substraten, waaronder rotsen en schors. Hier zijn enkele kenmerken van Lecanora chlarotera:
De soort speelt een rol in het ecosysteem door bij te dragen aan de afbraak van substraten en het leveren van een habitat voor andere kleine organismen. Lecanora chlarotera kan nuttig zijn voor ecologische studies, vooral als indicator voor bepaalde milieufactoren.
Deze soort heeft een gele reactie op K-test zoals op de foto te zien is. De K-test, ook wel de kaliumhydroxide-test genoemd, is een chemische test die wordt gebruikt bij de identificatie van korstmossen, waaronder kortmossen. Deze test helpt bij het onderscheiden van verschillende soorten korstmossen door te bepalen hoe hun thallus (de korstachtige laag) reageert op een oplossing van kaliumhydroxide (KOH).
De K-test is een nuttig hulpmiddel bij de identificatie van korstmossen, omdat verschillende korstmossen verschillende kleurreacties vertonen op KOH. Dit kan helpen bij het onderscheiden van soorten die visueel moeilijk te onderscheiden zijn.
Kalkschotelkorst
De kalkschotelkorst (Polyozosia albescens) is een korstmos uit de familie Lecanoraceae. Hij groeit op zowel steen als hout. Hij groeit meestal op muren, rotsen, grafmonumenten, beton, cement en dijkbeschoeiingen, maar soms ook op verweerde houten palen en stoffige boomschors. Het korstmos is kalkminnend en houdt van zonnige plekken. De fotobiont in het korstmos is een groene alg uit het geslacht Trebouxia.
De identificatie van Polyozosia albescens kan uitdagend zijn en vereist vaak gedetailleerde kennis van lichenen en hun specifieke kenmerken. Het kan nuttig zijn in ecologische studies, vooral bij het onderzoeken van biodiversiteit en het monitoren van milieufactoren die van invloed zijn op korstmossen.
Donkerbruine schotelkorst
Dit korstmos behoort tot de familie Lecanoraceae.
De thallus van Lecanora expallens is meestal donkerbruin tot zwartbruin en heeft een schotelvormige structuur. Het kan een relatief gladde tot korstige textuur hebben. Deze korstmos heeft vaak een enigszins glanzend uiterlijk en kan goed zichtbaar zijn door zijn donkere kleur en schotelvormige lobben.
De sporen zijn meestal klein en worden gevormd in apotheciën, die in dit geval vaak iets verheven en schotelvormig zijn.
Lecanora expallens komt vaak voor op rotsen, bomen en andere harde oppervlakken in zowel stedelijke als natuurlijke omgevingen. Het groeit vaak in vochtige tot droge omstandigheden en kan soms worden aangetroffen op schaduwrijke plekken. We troffen het aan op een vensterbank.
Rode kalksteenkorst
Protoblastenia rupestris is een soort korstmos die behoort tot de familie Blasteniaceae en dat goed gedijt op kalksteen.
Dit korstmos heeft een thallus dat vaak dun en schilferig is, met een grijs tot groenachtige kleur. Het kan op rotsen of op andere harde oppervlakken groeien en heeft een relatief onopvallend uiterlijk, wat het soms moeilijk maakt om te onderscheiden van andere korstmossen.
De kleur van de thallus kan variëren afhankelijk van de omgevingsomstandigheden, zoals blootstelling aan zonlicht of luchtvervuiling.
Het groeit vaak op rotsachtige oppervlakken, zoals muren, rotswanden, en andere harde substraten en kan ook in stedelijke gebieden worden aangetroffen.
Kapjesvingermos
Kapjesvingermos is een soort die behoort tot de familie Physciaceae. Het is te vinden op drogere plekken van goed belichte en vrijstaande bomen. Ook komt de soort voor op kalkachtig gesteente.
De lobben van het thallus kunnen een beetje omhoog krommen, waardoor een enigszins opstaande of opgerolde uitstraling ontstaat. De bovenkant van het thallus is vaak lichtgrijs tot grijs en kan een beetje glanzend zijn, terwijl de onderkant vaak lichtbruin is met enkele kleine, onopvallende wortelknopjes.
De identificatie van Physcia adscendens kan worden ondersteund door het gebruik van chemische testen en microscopische observatie.
Gestippeld schildmos
Punctelia subrudecta is een soort korstmos die behoort tot de familie Parmeliaceae.
Het thallus van Punctelia subrudecta is meestal grijs tot groenachtig van kleur en heeft een enigszins korstige structuur. Het oppervlak kan een beetje ruw en schilferig zijn, met duidelijk zichtbare punctaties (kleine stipjes of putjes) die de naam van de soort verklaren.
Het thallus is vaak verdeeld in relatief grote, brede lobben die soms licht op kunnen krullen aan de randen. De punctaties op het oppervlak zijn een belangrijk kenmerk voor de identificatie van deze soort.
Punctelia subrudecta groeit op een verscheidenheid aan substraten, waaronder rotsen, schors van bomen, en andere harde oppervlakken. Het komt vaak voor in vochtige en beschutte omgevingen, maar kan ook in drogere omstandigheden worden aangetroffen.
Groene boomschildmos
Het groene boomschildmos (Flavoparmelia soredians) is een korstmos uit de familie Parmeliaceae. Het komt voor op allerlei boomsoorten met een niet te zure schors. Het is algemeen op laanbomen in de bebouwde kom. Zelden komt het voor op steen en rottend hout.
Groene boomschildmos is een grote grijsgroene, bladvormige soort met in het midden van het thallus ronde tot samenvloeiende, soredieuze plekken met fijnmelige sorediën. Het thallus heeft een diameter van 5 cm en zelden tot 10 cm. De lobben zijn vrij rond, tot 1 cm breed. Apothecia zijn afwezig. De witgelige soralen zijn vrij regelmatig rondachtig en worden gevormd vanuit het centrum van het thallus.
In het eerste deel van onze verkenningstocht door Brugge, samen met bioloog en lichenoloog Tim Claerhout, doken we diep in de fascinerende wereld van mossen en korstmossen. We richten onze aandacht op de vijf soorten die centraal staan in een experiment om de invloed van …