Als je door de straten en langs de kanalen van Brugge wandelt dan valt het op hoe uitbundig – van vroeg in de lente tot diep in de herfst – de muurfijnstraal (Erigeron karvinskianus) bloeit. Nochtans is dat niet altijd zo geweest. Muurfijnstraal is een betrekkelijke nieuwkomer in onze gewesten.
De plant is oorspronkelijk afkomstig uit Mexico, kwam als tuinplant (of via een scheepslading?) naar Europa en ontsnapte, zoals zoveel tuinplanten, naar de wereld buiten de tuin. Een ‘tuinvlieder’ dus.
De eerste meldingen in België dateren van het jaar 2000. Op oude bakstenen muren aan de kade van de Leie in de stad Kortrijk (*). Muurfijnstraal heeft zich in enkele jaren in verschillende steden kunnen verspreiden, vooral in Vlaanderen. Eerst in Brugge, later ook in Gent, Antwerpen, Koksijde, Menen, Roeselare, Veurne… en ongetwijfeld ook aanwezig in verschillende andere steden. In 2008 werd het voor het eerst gevonden in Wallonië (Namen).
In de naam muurfijnstraal staat niet voor niets het woord “muur”. De plant houdt van een stenige ondergrond. Vandaar dat het zo gemakkelijk groeit op oude muren en tussen de stoeptegels en tegen gevels. . Muurfijnstraal is een vaste plant die behoort tot de composietenfamilie (Asteraceae).
De Nederlandse naam fijnstraal slaat op de fijne straalbloemen. Erigeron is samengesteld uit eri (vroeg) en geron(grijs). De naam slaat op het grijze zaadpluis dat snel na de bloei in grote hoeveelheden verschijnt. Karvinskianus is genoemd naar baron Wilhelm Friedrich Karwinski von Karwin (1780-1855), een Duitse, in Hongarije geboren, plantenverzamelaar in Brazilië en Mexico.
De aanduiding fijnstraal heeft betrekking op de breedte van de lintbloemen. Deze vrouwelijke straalbloemen (lintbloemen) zijn hoogstens een millimeter breed en veel smaller dan lintbloemen van andere composieten.
We kennen in Vlaanderen verschillende plantensoorten die we fijnstraal noemen: Canadese fijnstraal, hoge fijnstraal, gevlamde fijnstraal, ruige fijnstraal, scherpe fijnstraal, muurfijnstraal en zomerfijnstraal. Je zou denken dat al deze soorten tot hetzelfde geslacht behoren maar dat is niet waar. Het zijn allemaal composieten die zowel buisbloemen als lintbloemen hebben.
Muurfijnstraal bewoont vooral vochtige, verweerde muren die aan het water liggen. De soort kan op beschaduwde, stenige plaatsen staan, maar verdraagt ook fel zonlicht. Zij kan ook massaal langs gevel- en kademuren opbloeien, vooral in Brugge. Het is een overblijvende soort, die zich gemakkelijk in bestaande muurvegetaties weet te vestigen.
(*) Verloove F. (2001) Conyza bilbaoana J. Rémy, Cotoneaster x watereri Exell en Erigeron karvinskianus DC., nieuw voor de Belgische flora in Kortrijk. Dumortiera 78: 24-27.
Verloove F. (2002) Ingeburgerde plantensoorten in Vlaanderen. Mededeling van het Instituut voor Natuurbehoud n° 20: 227 p.
Verloove F. (2006) Erigeron karvinskianus. In: Van Landuyt W., Hoste I., Vanhecke L., Van den Bremt P., Vercruysse W. & De Beer D., Atlas van de flora van Vlaanderen en het Brussels gewest. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Nationale Plantentuin van België en Flo.Wer: 381-382.