Wat een prachtige dag was het gisteren, donderdag 15 februari! Het leek wel alsof de lente in volle glorie haar entree maakte, met het kwik dat steeg tot een fantastische 17 graden. Hoewel het nog vroeg in het voorjaar is, kon je echt de levenskracht …
Als je zo nu en dan de ‘cinema’ bezoekt, ben je waarschijnlijk bekend met de sterren van het zilveren scherm. En als je meer van een voetbalshow houdt, dan ken je zeker de supersterren Messie en Ronaldo. Maar wat dacht je van astronomen en romantische …
Heb je ooit een muis gezien die zo grijs is als een regenachtige maandag? “Natuurlijk!”, hoor ik je al zeggen, “wie niet?”. Misschien ken je zelfs wel iemand die als een ‘grijze muis’ door het leven trippelt. Zo iemand waar je nooit echt iets opvallends aan kunt ontdekken, compleet oninteressant lijkt en de persoonlijkheid van een verdwaalde sok lijkt te hebben.
Nou, laat me je vertellen, gewoon muisjesmos (Grimmia pulvinata) is als de stille held van het rijk der mossen. Vaak over het hoofd gezien en als onbelangrijk genegeerd, maar het is allerminst saai! Het heeft meer karakter dan een marathonloper, en meer flair dan een kudde dansende flamingo’s. Dus onderschat het muisjesmos niet! En dat … is allesbehalve grijzemuizenpraat!
De volgende keer dat je een moskussentje passeert dat tussen een paar straatstenen naar buiten kruipt, stop dan en bestudeer deze kleine superheld. Vaak over het hoofd gezien, maar er is zoveel meer aan deze oude planten dan op het eerste gezicht lijkt. Mossen worden door de meeste botanici geaccepteerd als één van de eerste organismen die de grote overgang van de zee naar het land maakten. Van kinds af aan voel ik me aangetrokken tot deze schijnbaar simplistische levensvormen: onveranderlijk over honderden miljoenen jaren.
Mossen
Mossen spelen een belangrijke ecologische rol in verschillende ecosystemen. Ze dragen bij aan de stabiliteit van de bodem, bieden leefgebied voor micro-organismen en kleine ongewervelde dieren en zijn betrokken bij het fietsen van voedingsstoffen. Bovendien worden sommige mossoorten, waaronder Grimmia pulvinata, gebruikt in ecologische studies en als indicatoren van omgevingsomstandigheden vanwege hun gevoeligheid voor veranderingen in vocht, temperatuur en luchtkwaliteit.
Mossen arriveerden op het land in de Ordoviciaanse periode, ongeveer 470 miljoen jaar geleden. Door het opslaan van koolstofdioxide verlaagden deze eenvoudige organismen geleidelijk de wereldtemperatuur met acht graden, waardoor hun omgeving enorm veranderde en, zo wordt gedacht, de ijstijden op deze planeet mede veroorzaakten. Ik heb altijd het gevoel dat dit een ongelooflijke prestatie is voor zulke onopvallende, onschuldige en kleine organismen als mossen.
Muisjesmossen
Gewoon muisjesmos is een veel voorkomend mos dat behoort tot het geslacht Grimmia (muisjesmossen). Het staat bekend om zijn onderscheidende groeivorm, die dichte, kussenachtige puften of matten vormt op rotsen, muren, en grond.
Ze zijn aangepast om te overleven in barre omgevingsomstandigheden en kunnen uitdroging (uitdrogen) en rehydratie verdragen. De kussenachtige groeivorm helpt ze vocht vast te houden en biedt enige bescherming tegen omgevingsstress.
Herkenning
Het grijs muisjesmos groeit in kleine kussentjes. De kleur varieert van grijs tot grijsgroen door de aanwezigheid van grijze haartjes. Als de kapselsteeltjes nog jong zijn, zijn ze geelgroen en buigen ze naar beneden. Na verloop van tijd veranderen ze van kleur naar bruin en gaan ze rechter omhoog staan.
Naamgeving
Dit geslacht is genoemd naar de botanicus Johann Friedrich Carl Grimm (1737-1821). “Pulvinata” is Latijn en betekent “kussenachtig” of “gedempt”. Dit verwijst naar de karakteristieke groeivorm van het mos, dat dichte, kussenachtige matten vormt.
Habitat
Het mos is weinig kieskeurig en koloniseert rotsen, muurtjes, stenen, daken, boomstammen en andere ondergronden. Van nature komt het voor op kalksteen. Het houdt niet van een zure ondergrond. Gewoon muisjesmos wordt vaak vergezeld door het gewoon muursterretje (Tortula muralis).
Beschrijving
Gewoon muisjesmos vormt kussentjes van kleine groene blaadjes. Het kleine blad is ovaal van vorm en V-vormig gevouwen. In zo’n kussen heerst een microklimaat, met mildere temperaturen en een hogere luchtvochtigheid.
Het blad heeft een grijze punt: dit is een glashaar. Het is de middennerf zonder bladgroen. Zo’n glashaar geeft (vermoedelijk) bescherming door de weerkaatsing van het zonlicht. Bovendien ontstaan langs de glashaar waterdruppels door condensatie. Glasharen komen ook voor bij sommige andere mossen, zoals bij ruig haarmos en het groot duinsterretje. De kleur van het mos is door die glashaartjes grijs tot grijsgroen.
Voortplanting
Typisch voor muisjesmos zijn de sterk gekromde kapselsteeltjes (in een jong stadium). Het jonge sporenkapsel is geelgroen. Later wordt het roodbruin en gaat het meer rechtop staan. Het kapsel is bol- tot eivormig. Het is gesnaveld. Het plantje heeft zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen.
Levend of dood?
Mossen halen water uit de omringende atmosfeer en zijn vaak minder afhankelijk van water uit de grond. Sommige mossen – zoals het gewoon muisjesmos – hebben ook witte haarpunten op hun bladeren. Deze haarpunten verbeteren de opname van water uit de lucht door het oppervlak te vergroten en om waterdruppels op te vangen.
Het doorstaat een droogteperiode door al het water te verliezen en het metabolisme te stoppen. Muisjesmos wordt dan helemaal grauw. Wanneer er weer water voorradig is neemt het snel weer water op en kan het mos zich helemaal herstellen. Op die manier kan het overleven op droge plaatsen.
Biotoop
Een kussentje van mossen mag er misschien wat saai uitzien, maar wie de moeite neemt om het van dichtbij te bekijken (een loep, macrolens of microscoop kunnen helpen) ontdekt een totaal nieuwe wereld. Ik kom daar later zeker nog eens op terug.
Tussen het mos kan je allerlei kleine insecten vinden zoals kleine wormpjes, slakjes, spinnetjes, kevertjes en springstaarten. Springstaarten spelen een belangrijke rol. Ze eten rottende bladeren, schimmels en bacteriën. Zelf worden ze gegeten door vliegen, roofmijten, duizendpoten en spinnen.
Gewoon muisjesmos is een echte pionier en zal als een van de eersten nieuwe habitats koloniseren, ook na een bosbrand. Doordat het goed bestand is tegen pollutie kan het overleven in stedelijke milieus, zoals op muren en daken. Zijn weerstand tegen vervuiling stelt het in staat om stedelijke gebieden zoals daken, muren en asfalt te koloniseren.
Gebruik
Gewoon muisjesmos is in de traditionele geneeskunde gebruikt om huidziekten te behandelen en ontstekingen te verminderen. Het wordt ook gebruikt als een natuurlijke kleurstof voor stoffen. Sommige mossen werden in het verleden gebruikt voor hun antimicrobiële eigenschappen of om wonden te behandelen vanwege hun absorberende kwaliteiten. Echter, het is belangrijk op te merken dat het gebruik van mossen voor medicinale doeleinden niet algemeen wordt aanbevolen vanwege het gebrek aan wetenschappelijk bewijs en de mogelijkheid van onbekende bijwerkingen.
Zoals alle bryofyten hebben mossen twee vormen van voortplanting: ongeslachtelijke of vegetatieve voortplanting en geslachtelijke voortplanting. Ongeslachtelijke voorplanting Ongeslachtelijke voortplanting kan op verschillende manieren gebeuren. Bijvoorbeeld wanneer stukjes van de stengel of zelfs één enkel blad van de mosplant (per ongeluk) worden afgebroken. Deze stukjes …
Wow, wat een spektakel na al die regenachtige dagen! Kijk eens hoe levendig en sprankelend de mossen en korstmossen erbij liggen. Ze lijken wel te dansen van vreugde na al dat vocht. Het is alsof de natuur hen een verjongingskuur heeft gegeven, en nu stralen …
Mossen zijn eigenlijk primitieve mini-sporenplanten die bestaan uit een stengel met blaadjes. Mossen zijn dus géén korstmossen. Ze variëren in formaat van enkele millimeter tot zelfs 10 centimeter. Ze kunnen uitgroeien tot echte matten of plakkaten. In tegenstelling de echte planten hebben mossen geen vaatbundels. Dat is één van de kenmerken die hen van vaatplanten onderscheidt.
Doordat mossen geen vaatstelsel hebben, gebeurt het transport van voedingsstoffen voornamelijk buiten de plant, langs stengels en bladeren. Mossen kunnen makkelijk en snel vocht opnemen via hun bladeren, omdat ze geen opperhuid hebben en een blad slechts uit één of enkele cellagen bestaat. Daarna verplaatst het vocht zich intern door de celwanden van de ene cel naar de andere. Hierdoor functioneert een mosblad zowel als blad voor fotosynthese als als wortel voor vochtopname.
Net als de ‘hogere’ planten (bloeiende planten en varens) maakt de meerderheid van de mossen hun eigen voedsel via fotosynthese, en omdat ze chlorofyl bevatten is de meerderheid groen.
Oorsprong
Van de mossen wordt aangenomen dat ze zijn geëvolueerd uit voorouderlijke groene algen en waarvan wordt gedacht dat ze de vroegste lijnen van planten vormen. Het zijn primitieve sporenplanten die zelfs eerder in de evolutie zijn ontstaan dan varens en paardenstaarten. Ze arriveerden op het land in de Ordoviciaanse periode, ongeveer 470 miljoen jaar geleden. Door het opslaan van koolstofdioxide verlaagden deze eenvoudige organismen geleidelijk de wereldtemperatuur met acht graden, waardoor hun omgeving enorm veranderde en, zo wordt gedacht, de ijstijden op deze planeet mede werden veroorzaakt. Ik heb altijd het gevoel dat dit een ongelooflijke prestatie is voor zulke onopvallende, onschuldige en kleine organismen als mossen.
Bouw
Mossen zijn misschien klein, maar ze verpakken veel structurele details in een klein pakket. Ze hebben zowel bladachtige als stengelachtige structuren, maar ze missen een duidelijk vaatbundelsysteem. Ze hebben rhizoïden – die lijken op wortelharen – om zich aan het substraat te hechten en water op te nemen, maar dat zijn géén echte wortels. In tegenstelling tot hogere planten kunnen mossen water en voedingsstoffen via hun hele thallus opnemen.
Mosbladeren zijn erg dun; bij veel zijn ze slechts 1 cel dik. Hierdoor hebben veel mossen complexe en mooie bladstructuren ontwikkeld om uitdroging te minimaliseren en de fotosynthetische efficiëntie te behouden. Bladcellen hebben vaak minuscule papillen die een belangrijke rol spelen in het transport van water.
Vanwege het ontbreken van echte wortels en een efficiënt waterleidingsysteem kunnen mossen alleen overleven op vochtige plekken met relatief weinig zonlicht. Ze groeien zelden groter dan 15 cm, maar kunnen droge periodes, zelfs na volledige uitdroging, overleven. Mossen produceren geen bloemen, kegels, vruchten of zaden. Ze verspreiden zich via haploïde* sporen. Veel mossen kunnen zich ook ongeslachtelijk verspreiden door fragmentatie van de thallus of de vorming van specifieke structuren.
*Een haploïde cel (n) is een cel met één enkel chromosoom van een chromosomenpaar per kern. Geslachtscellen (eicel of zaadcel) zijn voorbeelden van haploïde cellen.
Mossen in het ecosysteem
Mossen zijn een belangrijke schakel in ecosystemen: ze produceren zuurstof, beschermen tegen erosie, scheppen een gunstig microklimaat voor ontkieming van allerlei soorten zaden en vruchten en bieden leefruimten aan vele kleine insecten. Ook de mens heeft in de loop der jaren veel gebruik gemaakt van mossen voor o.a. brandstof, vloerbedekking, matrasvullingen, isolatiemateriaal en tegenwoordig ook de bloemsierkunst.
Gebruik
Mossen worden vaak gebruikt als decoratie bij bvb. kerststukjes. Fossiel mos: turfwinning. Turf is opgebouwd uit een dikke laag veenmossen en andere planten. Dus dat is een manier waarop mossen als brandstof gebruikt werden.
Groeiplaatsen
Over het algemeen houden mossen van vochtige plekken, al zijn er soorten die ook in droge omstandigheden kunnen overleven. Elke soort heeft zowat zijn eigen voorkeur.
Schors en hout, op levende bomen aan de regenkant of in vochtige bossen. Op dode stammen die op de grond liggen.
Beton en steen. Mossen kunnen op allerlei steensoorten groeien. Bvb. kalkrijke muren of zure granieten keien, kademuren, bruggen,
Grond: Hier zijn er ook allerlei verschillende biotopen, zoals zure bosbodems, duinen, heide, industrieterreinen…
Indeling van mossen
We onderscheiden drie grote groepen: de bladmossen (Bryophyta), de levermossen (Marchantiophyta) en de hauwmossen (Anthocerotophyta).
Bladmossen (Bryophyta) https://nl.wikipedia.org/wiki/Mossen Dit is de bekendste groep. Bladmossen bestaan altijd uit een stengel met blaadjes zonder nerven. Bladmos is een verzamelnaam voor topkapselmossen,slaapmossen en veenmossen. Topkapselmossen groeien dicht op elkaar en slaapmossen vormen een soort matjes, waardoor er een mostapijt ontstaat.
Levermossen worden onderverdeeld in twee types: bebladerde levermossen met een stengel met blaadjes en thalleuze levermossen met een thallus. Een bekende thalleus levermos is het parapluutjesmos. Levermos is meestal rond de 2 tot 20 mm breed en het groeit veelal tussen tegels en stenen.
Hauwmossen herken je aan de ronde vormen. Ze groeien, wanneer ze niet in de weg gezeten worden, in een cirkel met luchtkamertjes. Hauwmossen komen iets minder voor in de tuin dan andere mossen.
Bladmossen
Bladmossen bestaan uit een al dan niet vertakte stengel die rondom bezet is met bladeren. Deze groep heeft drie ondergroepen:
Topkapselmossen hebben rechtopstaande en nauwelijks vertakte stengels en de sporenkapsels ontspringen aan de stengeltop en zijn daarmee goed herkenbaar.
Slaapmossen zijn sterk vertakt en liggen plat op hun ondergrond alhoewel er enkele uitzonderingen zijn. De sporenkapsels ontspringen ongeveer halverwege de stengel.
Veenmossen groeien dicht tegen elkaar aan in een waterig milieu. De takjes staan in bundels en een deel hangt langs de stengel naar beneden, de rest staat haaks. Sporenkapsels ontspringen aan de stengeltop, vaak met meerdere bij elkaar.
Levermossen
Bebladerde levermossen hebben een stengel en bladeren. Deze bladeren zijn één cellaag dik en zitten in twee rijen aan de stengel (dus niet rondom). Er is vaak ook een derde rij kleinere, anders gevormde rij onderblaadjes. Een nerf ontbreekt, een belangrijk verschil met de bladmossen.
Thalleuse levermossen hebben dikke lobben (thallus) die meerdere cellagen dik is. Schubben aan de onderkant spelen een rol bij de vochtopname van deze mossen, zo ook de rhizoiden. Sporenkapsels ontspringen meestal aan het einde van de thalluslob maar daarop bestaan veel uitzonderingen.
Groeivormen
De mossen kunnen verschillende groeivormen hebben:
Zoden (vb. Gewoon gaffeltandmos)
Kussens (vb.Kussentjesmos)
Pollen (vb. Gekroesde haarmuts
Matten (vb. Gesnaveld kauwtjesmos)
Tapijten (vb. Gewoon haakmos)
Voortplanting bij mossen
Mossen manifesteren zich als voortplantingskrachtpatsers en hanteren twee strategieën: de geslachtelijke wijze en de kloon-methode. Geslachtelijke voortplanting impliceert de interactie tussen zaadcellen en eicellen. Deze vorm is van cruciaal belang omdat het genetische materiaal wordt gedeeld tussen individuen. Hierdoor kan het resulterende mosplantje genetische variaties vertonen, wat een evolutionair voordeel kan bieden in zijn aanpassing aan de omgeving.
Aan de tegenovergestelde zijde van het spectrum bevindt zich de kloon-methode. Hierbij ontbreekt de betrokkenheid van zaadcellen en eicellen. Het nieuwgevormde plantje is in wezen een exacte replica van het origineel, een reproduceerde miniaturenversie met alle erfelijke eigenschappen ongewijzigd. Geen genetische vermenging, maar eerder een vlekkeloze reproductie.
Nota: Op de voortplanting bij mossen komen we uitvoerig terug in een volgende bijdrage.
Literatuur
Er zijn op dit moment slechts twee nederlandstalige boeken te koop.
Eén van de eerste bloeiende struiken is de hazelaar. Ze staan – zeker met het zachte weer van de afgelopen dagen – volop in bloei. Ik vond enkele mooie exemplaren aan de voet van de Poertoren te Brugge, maar ze zijn beslist ook in andere …
Wie in de winter – vanwege een gebrek aan andere opties – steeds meer geobsedeerd raken door mos zijn zonder twijfel de botanici. Je weet wel, die door een plantenloep starende individuen die graag op de knieën of – erger nog – plat op hun …
Al in december beginnen de bladrozetjes van de Kleine veldkers (Cardamine hirsuta) stiekem op te duiken. Het zaadje, dat al in de winter begint te kriebelen, heeft zo’n haast dat het soms al in december tevoorschijn piept. Alsof het niet kon wachten om de wereld te laten weten: “Hallo, hier ben ik!”
En ja hoor, de naam zegt eigenlijk alles. Dit plantje is klein en het voelt zich prima op z’n gemak op open ruderale plekken, in veldjes, en zelfs in chique moestuintjes. Maar ook in de stad is het een onbezorgde avonturier. Je kunt het aantreffen in gazons, tegen oude muren en zelfs tussen de plaveien van trottoirs. Het is zo’n ongecompliceerde gast dat het zelfs een plekje kiest waar je buurman zijn viervoeter even laat pauzeren. Een ‘hondenpoepstraatje’ zoals ik het liefkozend noem.
Even proeven?
Als je ooit in de verleiding komt om een hapje te nemen – hoewel ik je niet aanmoedig om het te proberen in dat ‘hondenpoepstraatje’ – zul je meteen begrijpen waarom het de naam “kers” draagt. Als je eerder waterkers of tuinkers hebt geproefd, herken je meteen die pittige smaak. Ze zijn tenslotte familie, behorend tot de ‘Kruisbloemenfamilie,’ ook wel bekend als de familie met een scherp randje. Zwarte mosterd, chinese kool en brocolli en spruitjes … het zijn allemaal neven en nichtjes.
Vitaminebom
Wanneer ik in de stad een plant fotografeer, komt er weleens een nieuwsgierige voorbijganger langs die me vraagt of het eetbaar is. Bij de kleine veldkers kan ik dan altijd – met enige zelfingenomenheid om al mijn diepzinnige wijsheid – zeggen: “Natuurlijk, neem een hapje!” En dan, bam, verrassing! Het laatste deel van de naam, ‘kers,’ komt eigenlijk uit het oud-Germaans en betekent ‘lekkernij.’ Dus, dit plantje was vroeger een ware traktatie. En terecht! Dit plantje bevat vitamine A, C (vooral in de bladeren) en D. Daarnaast bevat het ook de volgende voedingstoffen: calcium, ijzer, magnesium, bètacaroteen, diverse antioxidanten en zwavel.
De natuur heeft echt overal aan gedacht. Dus, voor diegenen die de Kleine veldkers tot nu toe als onkruid beschouwden… trek het eruit en knabbel wat! Maar laten we het wel gezellig houden, alles met mate!
Naamgeving
De wetenschappelijke benaming Cardamine vindt zijn oorsprong in het Griekse “cardamine” of “cardemon,” wat ‘een naar kardemom smakende plant’ betekent (kardemom is een plant uit de gemberfamilie). Alternatief kan Cardamine afgeleid zijn van het Griekse “Cardis” (hart) en “Damao” (temperen of verzachten). In de traditionle kruidengeneeskunde werd dit kruid gebruikt bij hartkwalen of om pijn te verzachten. Het woord “hirsuta” betekent ruwharig. Dit lijkt op het eerste gezicht misschien verrassend, gezien de plant een bijna kale uitstraling heeft. Echter, bij nadere inspectie met een plantenloepje of macrolens wordt duidelijk dat de onderste bladeren wel degelijk harig zijn, zoals te zien is op de bijgevoegde foto.
In het Engels heet de plant trouwens Hairy Bitter-cress, en in het Frans Cardamine hérissée. Dit betekent “harige cardamine”. De Duitse naam is Behaartes Schaumkraut, wat te vertalen valt als Behaard schuimkruid.
Kenmerken
Kleine veldkers draagt vruchten die men ‘hauwen’ noemt. Als de hauw rijp is, springt ze open waarbij de twee kleppen van beneden naar boven snel oprollen, waardoor de zaden weggeschoten worden. Ze kunnen wel 1 meter ver springen.
Culinair
De Kleine veldkers wordt vaak bestempeld als onkruid, maar geloof me, het is net zo smakelijk als je favoriete tuinkers! Dus, voordat je het met wortel en al uit je tuin rukt, overweeg eens om het te oogsten! De bladeren en bloemen van de Kleine veldkers hebben een pittige smaak, vergelijkbaar met tuinkers. Gooi ze in salades, gebruik ze als chique garnering, op een stukje brood, of zelfs door je kruidenboter.
Februari en begin maart zijn de maanden waarin de kleine veldkers op zijn lekkerst is, nog voordat hij zijn bloemetjes laat zien. Voeg deze groene gast toe aan je salades voor een extra kick. En oh, die milde, peperige smaak? Perfect maatje voor roomkaas. Dus voordat je de Kleine veldkers afschrijft als “alleen maar onkruid,” geef het een kans op je bord. Je smaakpapillen zullen je bedanken.
Laat me je vertellen over de magische transformatie van die bescheiden Kleine veldkers! Je kunt er bijvoorbeeld een sensationele pesto mee maken: neem een bosje van het kruid, voeg een teentje knoflook toe (of gooi er een bolletje kraailook in als je je echt avontuurlijk voelt), geroosterde pijnboompitten voor die knapperige twist, een snufje zout om de boel wakker te schudden, en maal het geheel fijn als een chef. Als je jezelf wilt trakteren, gooi er dan ook wat kaas bij – want, laten we eerlijk zijn, alles is beter met kaas.
Maar dat is niet alles! Deze groene held kan ook schitteren in kruidenboter en zich comfortabel nestelen in roomkaas. Het is als een groene party in je mond, en de veldkers is de VIP-gast die alle smaakpapillen uitnodigt.
En laten we niet vergeten dat deze kleine veldkers ook een carrière als groente heeft! Kook ‘m kort, gooi ‘m in de wok, of laat ‘m even stomen. Het kan zelfs in de soep hoppen voor een verrassende cameo. Visgerechten zijn dol op een vleugje Kleine veldkers als smaakvolle sidekick. En alsof dat nog niet genoeg is, kun je ook gewoon lekker relaxen met een kopje kleine veldkers-thee. Een slokje, en je bent weer helemaal in balans met de natuur. Wie wist dat zo’n klein plantje zoveel culinaire avonturen kon beleven?
Medicinaal
Vroeger gebruikten mensen dit plantje als rauwkost tegen scheurbuik – ja, serieus, het zit vol met vitamine C! Het was als een kleine vitaminebom tegen scheurbuik, die die vervelende ontstekingen preventief op de vlucht joeg. En wist je dat het ook als een bloedzuiverende detox werkt? Perfect om die voorjaarsvermoeidheid te verslaan, of beter nog, te slim af te zijn.
Maar wacht, er is meer! De kleine veldkers was niet alleen een held tegen scheurbuik, maar ook een sidekick bij hartklachten en epilepsie. Alsof dat nog niet genoeg is, geeft dit kruidje je maag een oppepper. En omdat het ook nog eens chlorofyl in zijn zak heeft, zegt het ‘nee’ tegen ontstekingen nog voordat ze kunnen beginnen. Bloedzuiverend, ontstekingsremmend, en als klap op de vuurpijl, een voorjaarsbloeier die je eetlust een flinke boost geeft. Het is als een lentekuur voor je lichaam.
Dus daar heb je het, een klein plantje dat groots is in de keuken en de medicijnkast. Wie had gedacht dat zo’n mini-krachtpatser zoveel te bieden had?
Photoshoot
De foto’s veranderen om de vier seconden.
Wetenswaardig
Sinds de jaren zestig van de vorige eeuw heeft deze plant een invasie uitgevoerd van open terreinen. Doorgewinterde tuinexperts knikken instemmend en vinden allemaal unaniem dat deze plant vroeger in de tuin veel minder voorkwam. Het gerucht gaat dat de Kleine veldkers zich waarschijnlijk via een ‘straalstroom’ van zaden en planten vanuit chique tuincentra heeft verspreid. Alsof dat nog niet genoeg is, heeft de bodem ook een rol gespeeld. Door de toename van stikstof in de bodem, vanwege ‘overbemesting in de landbouw,’ heeft deze groene avonturier een extra duwtje in de rug gekregen. Het lijkt erop dat de Kleine veldkers zich gedraagt als een rockster van de plantenwereld, met een tourbus vol zaden en een entourage van stikstofrijke bodems.
Net als het merendeel van de Kruisbloemigen met kleine bloemen is Kleine veldkers vooral op zelfbestuiving aangewezen, aangezien insectenbezoek zeer gering is. Toch is het een waardplant voor het oranjetipje en Groot koolwitje.
In diverse steden wordt door de stedelijke groendienst een inspanning gedaan om zeldzame of haast verdwenen plantensoorten opnieuw te introduceren. Zo ook in Brugge! Langs de vestingwallen zijn begin februari her en der onder de bomen de felgele bloempjes van de winterakoniet (Eranthis hyemalis) te vinden. …
We zijn ondertussen aanbeland bij het laatste deel van onze reeks over korstmossen. Dit artikel is een bijdrage van onze redacteur Nic Carsauw uit Mechelen. Nic is ook de auteur van Wilde natuur in Mechelen. Het kopjesbekermos (Cladonia fimbriata) is een korstmos uit het geslacht Cladonia. Ik …
Herken je ook dat moment waarop je een tweeling bijna niet uit elkaar kunt houden? Laat staan drielingen. Ze lijken op elkaar als twee erwten in een peul, toch? Maar wacht, wat dacht je van korstmossen? Die zijn geen tweelingen, nee, dat zijn twintiglingen – als dat woord al bestaat.
Stel je voor, je loopt over het trottoir, kijkt op een vensterbank, staart naar een muur of begluurt een lantaarnpaal, en daar zijn ze, de korstmossen. Ze lijken allemaal op lang verloren tweelingbroers, tot je ze onder de loep neemt. En ja, die loep mag je letterlijk nemen. Het is een beetje zoals met sneeuw: je ziet duizenden sneeuwvlokken die als identieke tweelingen naar beneden dwarrelen, maar geen twee zijn hetzelfde. De natuur heeft blijkbaar een zwak voor grappen en grollen.
Dat is gewoon de wilde kant van biodiversiteit. Soms moet je bijna een doorgewinterde lichenoloog zijn – voor de woordspelletjesliefhebbers onder ons – om deze korstmossen uit elkaar te houden. Het is als een biologisch puzzelspel waar de natuur graag de regels bepaalt.
Ondanks dat de Nederlandse naam ‘korstmossen’ – ach, wat maakt een naam eigenlijk uit? – doet denken aan een korstvormige groeiwijze, gedragen veel korstmossen zich als ware diva’s met bladvormige en struikachtige allure. Die eigenwijze exemplaren hebben we al eens uitvoerig besproken in eerdere artikelen. Want in elke familie heb je altijd van die buitenbeentjes, de rebellen onder de korstmossen, als je wilt.
En als je dacht dat korstmossen altijd keurig de korstige regels volgen, think again! Er zijn haarvormige korstmossen die net lijken alsof ze zo uit een hip kapsalon komen, en geleivormige korstmossen die je bijna een lepel en kommetje aanreiken om van te snoepen.
Ook in de stad kom je deze variëteit aan groeivormen tegen alsof de natuur een modeshow organiseert. En dan hadden we het nog niet over de fotogenieke manier waarop bekermossen en heidestaartjes zich presenteren. Deze jongens, laten we eerlijk zijn, creëren de meest bizarre drinkbekertjes en hebben ‘staartjes’ waar zelfs een haarstylist jaloers op zou zijn. Korstmossen zijn de ware rocksterren van het plantenrijk!
Bekermossen
Bekermossen manifesteren zich, in overeenstemming met hun benaming, door de vorming van ‘bekers’ of – wetenschappelijk gezien – ‘podetiën’. Deze podetiën vertegenwoordigen in feite de verticale structuren die oprijzen uit het korstlichaam. Ze bestaan uit twee delen: een horizontale component dat doorgaans de vorm aanneemt van een matje bestaande uit grijsgroene schubjes, en een verticaal deel dat gevormd wordt door de oprijzende podetiën.
Een soort biologische bouwprojecten, maar dan met een vleugje ‘magie’!
Er zit een uitgekiende strategie achter deze bekertjes. Als ze hoog genoeg zijn en er goed uitzien, dan gaan ze helemaal Hollywood en ontwikkelen ze vruchtlichamen waar sporen uit voortkomen. Deze sporen worden met de wind verspreid alsof ze de hoofdrol spelen in een ‘luchtige’ komedie.
Maar hier komt het genie: door die sporen net een centimeter hoger te positioneren dan de begane grond, gedragen ze zich als ware diva’s en verspreiden ze zich beter dan roddels in het kapsalon.
Er bestaan een aantal verschillende soorten bekermossen. Ze hebben allemaal sprekende namen. Wat denk je van het kopjesbekermos (Cladonia fimbriata) en het frietzakbekermos (Cladonia humilis). Botanici die de korstmossen boven de doopvont hielden hadden duidelijk een goed gevoel voor humor!
Kopjesbekermos
Het kopjesbekermos gedijt op diverse oppervlakken zoals schors, rieten daken, houten hekjes en zelfs in de vochtige voegen tussen stoeptegels. Met een loep worden talloze schubjes zichtbaar, waarmee het korstmos zich op de grond uitbreidt.
Frietzakbekermos
Maak kennis met de ‘frietzakbekermos’ (Cladonia humilis) – de stoere straatartiest onder de korstmossoorten! Hij trotseert de stenen stadsjungle en vormt kopjes die dieper zijn dan je favoriete patatzak. De grondschubben zijn zo stevig dat ze bijna kunnen doorgaan voor echte blaadjes. Hoewel hij af en toe de stoep bezoekt, is zijn hart echt bij de muurkantjes, waar hij lekker ongestoord kan chillen en groeien.
Dit mos is als een groene kampioen in de stad, een sprinter onder de korstmossen. Hij geeft niet zomaar op tussen de supersnelle groeiers in graslanden en op harde plekken. Soms wordt hij overtroefd door andere planten, maar geef hem een stoepsteen of een muurkantje (waar zelfs weinig plantensoorten kunnen overleven), en hij voelt zich helemaal in zijn element. Het is een echte ‘frietzakfeest’ voor dit stoere korstmos.
Deze prachtige foto’s danken we Maarten Trybou . De geweldige foto’s op zijn website Natuurvertelsels zijn een streling voor het oog. Bovendien is Maarten ook een geboren verteller. Onze dank voor de toestemming om zijn foto’s te mogen gebruiken. We bevelen zijn website ten zeerste aan.
Wil je meer weten over de andere bekermossen en korstmossen in Nederland? In de nieuwe Veldgids Korstmossen staan alle Nederlandse soorten beschreven
Tot nog toe hadden we het voornamelijk over korstvormige korstmossen (bvb. muurschotelkorst, plat dambordje en kalkschotelkorst) en bladvormige korstmossen (bvb. groot dooiermos, witstippelschildmos en heksenvingermos). Maar er zijn ook korstmossen die een struikvormige structuur hebben. Een voorbeeld hiervan is het open rendiermos. Open rendiermos (Cladonia portentosa) is …
In de vorige bijdragen hebben we het vooral gehad over lithofyten. Dat zijn planten – met inbegrip van korstmossen, want korstmossen zijn geen planten – die op stenen of rotsen groeien. Hoewel korstmossen vaak worden geassocieerd met organismen die op rotsen of op de grond …
Wat een start van de dag! Toen ik vanochtend ontwaakte, was het zwaarbewolkt en regende het. “Oh nee,” dacht ik, “niet nóg zo’n grijze, miezerige dag!” Ik was een beetje klaar met deze winter. “Laat de lente alsjeblieft snel terugkomen,” smeekte ik de weergoden. Of het nu aan mijn smeekbede lag of dat de weergoden gewoon in een goede bui waren vandaag, ik weet het niet, maar om elf uur klaarde de hemel volledig op. De rest van de dag ontpopte zich tot een ware prille lentedag! Wat een positieve wending.
Naarmate de zon haar weg naar de hoogste regionen van de hemel vond – zelfs al is ‘hoog’ in januari relatief – verspreidde zich een heerlijke zachtheid. Het was gewoonweg perfect weer voor een vrolijke photoshoot doordrenkt met lentekriebels.
Langs de Brugse vestingwallen stralen de eerste tekenen van de lente! Hier en daar dansen sneeuwklokjes vrolijk in het gras, en op een specifiek plekje aan de Gentpoortvest laten enkele tientallen winterakonieten hun enthousiasme zien in volle bloei. Wat een prachtige voorbode van het kleurrijke seizoen dat voor ons ligt!
Bijenbezoek
De opwinding voor de naderende lente is niet alleen voelbaar bij mensen, maar zelfs de allereerste bijen kunnen de kriebels niet weerstaan! En kijk eens naar deze vroege vliegers – de bijen – die enthousiast rondzoemen en een bezoek brengen aan de zonnige gele bloemetjes van de winterakoniet. Ze zijn echt de pioniers van de lentefeestvreugde!
Winterakoniet
De winterakoniet (Eranthis hyemalis) behoort tot de ranonkelfamilie (Ranunculaceae). Het betreft een stinsenplant die gedurende de winterperiode tot bloei komt, van januari tot maart.
De plant kenmerkt zich door stengels waarop individueel geplaatste gele bloemen groeien, omringd door een krans van ongeveer zes bladeren zonder steel. De bloem vertoont doorgaans zes langwerpige bloemdekbladen.
De plant komt van nature voor in Zuid-Frankrijk, Italië en de Balkan. In andere landen is de soort aangeplant of verwilderd. Ook in Brugge doet de stedelijke Groendienst pogingen om de plant te (her-)introduceren.
De eerste narcis
Feestelijk nieuws uit het Begijnhof te Brugge! De allereerste narcis heeft haar betoverende bloem ontvouwd, en dit is slechts het begin. Over enkele weken mogen we ons verheugen op een adembenemende bloemenpracht, wanneer het Begijnhof zal transformeren tot een kleurrijke zee van stralend geel en zuiver wit. Laat de bloemenexplosie maar komen!
Slide show
Bekijk deze Slide show. Om de 4 seconden krijgt u een nieuwe foto te zien.