Iedereen heeft de akkerpaardenstaart – zo wordt heermoes ook genoemd – al dikwijls gezien; en zeer waarschijnlijk ook even dikwijls hartsgrondig verwenst. Vooral als u een tuinier bent die de bloemetjes graag allemaal op een rijtje heeft. Herkent u zich daarin? Ja? Geen paniek; daaraan gaan …
Ik heb altijd al van de pinksterbloem (Cardamine pratensis) gehouden. Haar delicate tinten van wit tot zachtroze stralen een finesse en gratie uit die betoverend is. Haar natuurlijke charme is zo onweerstaanbaar dat je er meteen door wordt aangetrokken. Maar het heeft me altijd verwonderd waarom …
Met het mooie, zachte weer van de voorbije dagen zijn de planten werkelijk uit de startblokken geschoten. Een fotoverslagje. Klik op de foto om een groter formaat te bekijken.
Scherpe boterbloem (Ranunculus acris)
De boterbloemen zijn er ook al vroeg bij. In het Prinselijk begijnhof te Brugge staan al enkele Scherpe boterbloemen te pronken. Laat je niet misleiden door de naam: diverse planten uit de ranonkelfamilie bevatten het giftige alkaloïde protoanemonine. Vanwege de scherpe, bittere smaak vermijden grazend vee deze boterbloemen. Naarmate de bloemen drogen, vermindert hun schadelijke effect, waardoor het niet uitmaakt of er boterbloemen in het hooi zitten. Over deze plant zullen we het later nog uitvoeriger hebben.
Muurfijnstraal (Erigeron karvinskianus)
Hier en daar zijn ook de eerste bloempjes verschenen van de muurfijnstraal. Binnen een paar weken zullen ze weer met tienduizenden de binnenstad van Brugge opfleuren. Het is merkwaardig dat deze plant hier zo massaal aanwezig is terwijl het in andere steden met mondjesmaat voorkomt.
De muurfijnstraal is momenteel zelfs al in de handel te koop en wordt vaak aangeboden als het ‘Mexicaans madeliefje’. Het lijkt inderdaad op een madeliefje, maar als je de twee naast mekaar ziet dan zijn er toch nog duidelijke verschillen.
Hondsdraf (Glechoma hederacea)
Hondsdraf (Glechoma hederacea) is een kruipende, geurende plant die behoort tot de lipbloemenfamilie (Lamiaceae). De plant komt in het wild zeer algemeen voor en wordt ook wel als bodembedekker aangeplant.
De naam is een volksetymologische vervorming van Middelnederlands goutdraue (lees: gontdrāve), wat ‘zweerrank, wondkruid’ betekent en een samenstelling uit gont (zweer, etter) en rave (rank) is. Over deze plant zullen we het later nog uitvoeriger hebben.
Daslook (Allium ursinum)
Een plant die je eerder in de bossen dan in de stad gaat zoeken is de daslook, want hij groeit bij voorkeur in schaduwrijke loofbossen met een humusrijke, vochtige, kalkhoudende ondergrond. Toch wordt deze plant frequent in een stadstuintje aangeplant, en van daaruit gaat hij dan verwilderen. We troffen een aantal exemplaren aan in het Begijnhof te Brugge en in de stedelijke plantsoenen.
Reigersbek (Erodium cicutarium)
De reigersbek (Erodium cicutarium) is een plant uit de ooievaarsbekfamilie (Geraniaceae). De plant komt voor op voor zanderige grond. In de stad zie je de reigersbek vaak in grasbermen, zoals aan de vestingwallen te Brugge. De botanische naam Erodium is afgeleid uit het Grieks, erodios: reiger en heeft betrekking op de vorm van de langsnavelige vrucht. In een ander artikel zullen we het uitgebreid hebben over deze plant.
Uiteraard is de boshyacint geen typische stadsplant, maar een bosplant. Toch zijn ze hier en daar in de stadsparken te vinden. Meestal vindt men in de stedelijke agglomeratie (of in tuincentra) echter de Spaanse hyacint (Hyacinthoides hispanica). In het Begijnhof te Brugge zijn – wellicht …
Van april af ondergaat de natuur een majestueuze transformatie, waarbij de groeispurt van stedelijke flora ons haast de adem beneemt. Komende lente en zomer zullen we ons regelmatig wagen aan een safari in de stad, een avontuurlijke reis door de jungle van steen en beton. …
Op mysterieuze wijze dragen woorden die beginnen met “straat” vaak een lading van minachting met zich mee. Wie zou zich willen identificeren als een straatloper? Nog erger, wie verlangt ernaar straatarm te zijn? Een straatjongen wordt al snel gezien als een ondeugende rakker, en een straatvoetballertje zal het nooit ver schoppen. Zelfs een straathond staat in schril contrast met zijn hooghartige overbuur die trots met zijn stamboom pronkt. En denk eens aan de straatkat, die met een holle blik van honger haar maaltijd moet bijeenscharrelen in de straatgoten.
Allen lijken ze beroofd van eer en glorie. Zelfs het bescheiden straatgras krijgt weinig respect; voor de meesten is het niet meer dan een hinderlijk onkruid, als het al niet straal genegeerd wordt. Het zal nooit moeders mooiste zijn, het pronkt niet met kleurrijke bloemen en blijft altijd ‘laag bij de grond’. Wie staat ooit stil om de schoonheid te bewonderen van een plukje straatgras? Misschien die straathond wel; maar dan om andere redenen.
Een nachtmerrie?
Kun je geloven dat straatgras zo’n gebrek aan waardering krijgt? Het wordt vaak afgedaan als niets meer dan ‘onkruid’, iets waar we het liefst vanaf willen. Dat is tenminste wat talloze websites ons vertellen, met gedetailleerde instructies over hoe je er effectief vanaf kunt komen. Eén van die sites schreeuwt het uit: “De nachtmerrie van elke greenkeeper en fieldmanager.” Alsof straatgras alleen maar een obstakel is voor perfect onderhouden gazons! Alsof het geen recht heeft op zijn plekje. Nou, als je van je stadsgazon een biljarttafel wilt maken, dan begrijp ik je misschien nog wel. Maar gelukkig heeft straatgras tenminste nog een thuis: op straat!
Het bestrijden van straatgras is de laatste jaren steeds lastiger geworden. Strengere eisen, die een positief effect hebben op het milieu, hebben de chemische bestrijding van straatgras (gelukkig) aan banden gelegd. Daardoor is het voor velen een moeilijk te bestrijden ‘onkruid’.
Voorkomen
Misschien groeit het straatgras zelfs aan je voordeur. Het is te vinden tussen stoeptegels, in gazons, in stadstuintjes, in de straatgoot, op parkeerplaatsen, op plekken waar honden worden uitgelaten en op allerlei zogenaamde ruderale plekken. Het groeit zowel op relatief schaduwrijke plaatsen als in de volle zon. De soort kan zelfs standhouden in licht brakke milieus. Zelfs van een dakgoot is het niet vies.
Het lijkt een voorkeur te hebben voor vastgelopen grond en voor kiertjes tussen tegels en straatstenen.
Je kunt er gerust over lopen, dat doet straatgras geen kwaad. Het is goed bestand tegen betreding.
Je ziet het ook altijd bloeien: de kleine pluimen met witte tot lichtgroene aartjes steken altijd weer de kop op. Straatgras is een een- of tweejarige plant met een ondiepe beworteling.
Straatgras herkennen
Straatgras is één van de ongeveer vijfhonderd soorten beemdgras. Beemdgrassen hebben een onbehaarde stengel en bladeren, en bloeien rijkelijk met open pluimen.
Op de overgang van de bladschede, het deel van het blad dat om de stengel zit, en de bladschijf, het deel dat van de stengel afwijst, is een puntig tongetje te zien. De bladeren zijn lijnvormig, dat wil zeggen lang en smal en over praktisch de hele lengte even breed, en zijn vaak gerimpeld of geplooid. Ze eindigen in een bootvormige punt. Kenmerkend voor beemdgras zijn de twee evenwijdig lopende lijnen op het blad dicht bij de middennerf. Bij straatgras is dit pas goed te zien als men het blad tegen het licht houdt. (Bron: Hortus Botanicus Leiden; Stoepplantje van de week)
Superoverlever
Verbaas je over de verborgen kracht van straatgras: een bescheiden bundel van intens groene sprieten, een delicaat bleke bloeipluim, en wortels die slechts een oppervlakkige grip op de aarde hebben. Maar laat je niet misleiden door zijn nederige gestalte, want deze plant heeft een verrassend robuuste natuur. Met een hoogte die zelden meer dan een twintigtal centimeters bereikt, verspreidt straatgras zich moeiteloos vanaf het prille begin van de lente. Zijn lichte, bijna etherische bloeipluim zaait overal ontelbare zaadjes. En wees niet verbaasd als je hem aantreft in de ijzige vrieskou. Het trostseert temperaturen tot -15°C zonder te verzwakken. Dit gras is een meester in overleving, waardoor het bijna het hele jaar door te vinden is, en andere planten vaak te snel af is. In een paar weken tijd kan het straatgras van zaadje tot een volwassen plant uitgroeien.
Leuk om weten
Straatgras is eigenlijk ontstaan uit een intrigerende kruising tussen twee andere beemdgrassen, Poa infirma en Poa supina. Het is alsof de natuur zelf een experiment uitvoerde en per toeval een meesterwerk creëerde. Deze onverwachte samensmelting bleek verrassend succesvol te zijn en heeft zich over de hele wereld verspreid. In de Benelux is het zelfs uitgegroeid tot een alomtegenwoordige verschijning, een bescheiden maar vastberaden heerser over de grasvelden en stedelijke landschappen.
Bronnen en meer informatie
Stoepplantjesalbum. KNNV Uitgeverij, Zeist, 2022, ISBN 9789050118644
Op zoek naar vogelmuur (Stellaria media)? Dan zal u niet lang hoeven te zoeken. Ook niet in het stadscentrum. Onlangs vond ik het zelfs tegen een gevel in Brugges drukste winkelstraat. Het nederige plantje is een constante metgezel in de stad; vaak te vinden op trottoirs, …
Wat een onverwacht mooie Paasmaandag beleven we! De atmosfeer straalt puur lentegeluk uit en de weergoden spelen het spel mee. Terwijl de weersvoorspellingen dagenlang regen beloofden, blijven de dreigende buien op afstand en verwent de zon ons af en toe met haar stralen. Het is …
Het officiële startschot van de astronomische lente is nog maar net gegeven en de stinkende gouwe is al onmiddellijk aan een groeispurt begonnen. Je vindt de plant op verwilderde plekken, tegen gevels, op muren en tal van andere plaatsen. Door de zachte maand maart verschijnen hier en daar al de gele bloempjes waarmee de plant ons tot diep in de herfst zal verblijden.
Stap binnen in de magische wereld van Chelidonium majus, een plant met meer geheimen dan haar naam doet vermoeden! Laat je niet misleiden door de titel ‘stinkende gouwe’. Achter die weinig vleiende naam – schuilt een betoverende, maar misleidende schoonheid. Bij kneuzing van de stengel komt er een oranje, onaangenaam geurend sap vrij.
Dioscorides
Wist je dat deze mysterieuze plant ook wel ‘zwaluwkruid’ wordt genoemd? In de eerste jaren van de jaartelling verbleef de Griekse arts Pedanius Dioscorides (circa 40-90 na Chr.) in Rome, waar hij diende als chirurg in het leger van keizer Nero. Gedurende deze tijd bestudeerde hij planten met medicinale eigenschappen in het hele keizerrijk. Hij compileerde zijn bevindingen in een vijfdelige encyclopedie over kruidengeneeskunde, de ‘materia medica’.
Stinkende gouwe, die hij Chelidonion noemde, kreeg zijn naam vanwege de vermeende associatie met zwaluwen. Dioscorides suggereerde dat de bloeiperiode van stinkende gouwe samenvalt met de aankomst van zwaluwen in het voorjaar en hun vertrek in het najaar. Volgens hem zouden zwaluwen het sap van deze plant ook gebruiken om de ogen van hun blindgeboren jongen te openen.
Wrattenkruid
En wat dacht je van de naam ‘wrattenkruid’? Eeuwenlang hebben mensen het geeloranje melksap van deze plant gebruikt bij de behandeling van wratten, likdoorns en eelt. Laat ons eerlijk zijn… ik heb deze behandeling zelf – met gering succes overigens – ook nog toegepast of aangeraden. Ik zou dat nu niet meer doen! Een dermatoloog kent veiliger en doeltreffender middelen om wratten te verwijderen. Want pas op… achter de (vermeende) genezende krachten van de stinkende gouwe schuilt een duister geheim: het gele sap is giftig en kan huid en slijmvliezen aantasten. Bij het plukken van deze plant is het dragen van handschoenen geen overbodige luxe! En als je het gele melksap aan je handen krijgt, ga dan daarna niet in je ogen wrijven.
Hoe herken je de stinkende gouwe?
Stinkende gouwe is een mooie plant die het hele jaar door groen blijft. Zelfs in de winter kan je nog groene planten vinden. Deze plant heeft een dikke wortelstok met veel zijwortels, waardoor ze stevig verankerd zit in de grond. Als je de wortel breekt komt er oranje sap vrij.
Met bewonderenswaardige gratie hervat stinkende gouwe haar groei in het vroege voorjaar. Haar bladeren, diep ingesneden en gerangschikt in een rozet, tonen een prachtig contrast tussen hun frisgroene bovenkant en blauwgroene onderkant. Ze zijn delicaat bedekt met fijne haartjes en diepe insnijdingen, een eigenschap die sommigen doet denken aan eikenbladeren. Het laatste blaadje, groter dan de rest, draagt bij aan haar majestueuze uitstraling.
Mierenbroodje
De zaden van de stinkende gouwe rijpen in een smalle zaaddoos die lijkt op een rechtopstaande sperzieboon. Deze zaaddoos bevat zwarte zaden met een wit vlezig aanhangsel, bekend als het “mierenbroodje”. Dit olieachtige aanhangsel is bijzonder aantrekkelijk voor mieren, die de zaden gretig verzamelen. De mieren nemen alleen het aanhangsel mee naar hun nest, waarbij ze onderweg de zaden verspreiden.
Habitats
Stinkende gouwe is een onvermoeibare pionier die zich niet laat tegenhouden door stoeptegels of muren. Ze bevolkt tal van habitats, en brengt een vleugje magie in onze stedelijke omgeving. Het is een lid van de papaverfamilie en groeit graag op een ruig stukje grond, stortplaatsen, muren en hagen. Opvallend graag vertoont de Stinkende gouwe zich op oude, verweerde muren, op droge plekken waar andere muurplanten het moeilijk hebben. De plant verspreidt zich even actief in tuinen en groeit vanuit een stevige wortelstok. Ooit kocht ik eens een klein plantje voor in mijn tuin. Ik ben het nooit meer kwijt geraakt. Bij zoverre dat het uiteindelijk overal begon te woekeren en ik wel verplicht was het zoveel mogelijk uit te trekken.
Legenden en rituelen
Volgens de legende verpletterde Christus de kop van een slang, waaruit de stinkende gouwe ontstond. Hierdoor kreeg de plant in de stengel het geelachtige melksap dat een scherpe en bijtende smaak heeft. In de Middeleeuwen werd de plant ook gebruikt om op het hoofd van een zieke te leggen om te bepalen of de persoon zou genezen. Als de zieke begon te huilen, werd geloofd dat genezing nabij was, maar als hij begon te zingen, werd de dood gevreesd.
Alsof het nog niet genoeg was, werd stinkende gouwe ook gedragen in combinatie met het hart van een mol in de jaszak. Op deze manier dacht men gevrijwaard te zijn van al het ongeluk en zelfs elke vijand te kunnen overwinnen!
Daarenboven gebruikten alchemisten de plant bij hun zoektocht naar de mysterieuze ‘steen der wijzen’. Alsof de plant de sleutel was tot het ontrafelen van alchemistische geheimen!
Ook heksen gebruikten in de middeleeuwen de stinkende gouwe in hun brouwsels en zalven. Alsof de plant een magische ingrediënt was dat hen de macht gaf over duistere krachten!
Giftig
Onderzoek heeft aangetoond dat dit melksap een remmend effect heeft op de normale celdeling. Wees dus gewaarschuwd: alle delen van de plant bevatten dit giftige sap.
Drink nooit thee van deze plant. Het is niet alleen giftig maar heeft ook afschuwelijk van smaak. En wees op uw hoede, want hoewel de stinkende gouwe ooit werd geprezen omwille van haar vermeende geneeskracht bij gal- en leverklachten, is het gebruik ervan vol risico’s. De plant herbergt ten minste 40 diverse alkaloïden, waarvan sommige bijdragen aan de toxische effecten ervan. Gerapporteerde bijwerkingen omvatten misselijkheid, duizeligheid en vermoeidheid. Ernstiger nog zijn de waarschuwingen voor mogelijke leverschade en hartproblemen. Daarom adviseren we om preparaten van stinkende gouwe alleen onder professionele begeleiding te gebruiken.
Zelfs in landen als China, waar traditionele geneeskunde hoog in het vaandel staat, schrijven artsen deze plant voor als pijnstiller, hoestonderdrukker en ontstekingsremmer bij aandoeningen zoals bronchitis en kinkhoest. Maar laat dit geen reden zijn om roekeloos te zijn. Blijf alert voor de gevaren die schuilen in de schijnbare wonderen van de natuur.
Medicinaal
In de traditionele volksgeneeskunde werd stinkende gouwe vroeger gebruikt voor verschillende medicinale doeleinden, zowel in Europa als in Azië. Het werd ondermeer ingezet tegen geelzucht, om de galproductie te stimuleren, tegen darmkwalen, als pijnstiller, om oogproblemen te behandelen en vooral om wratten te laten verdwijnen. Het gebruik van stinkende gouwe voor gal- en leveraandoeningen kan mogelijk verklaard worden vanuit de signatuurleer, waarbij het oranje-gele sap van de plant werd geassocieerd met gal.
Homeopathie
Chelidonium staat bovenaan de lijst van homeopathische geneesmiddelen voor het beheer van lever- en galblaasklachten. Het wordt op grote schaal gebruikt om tal van leverklachten te behandelen, waaronder leverpijn, vergrote lever, leververvetting, hepatitis en geelzucht. Met zijn werking op de galblaas is het gunstig voor het behandelen van galblaasstenen en galblaaspijn.
Chelidonium Compose Unda wordt gebruikt bij leveraandoeningen en wordt vooral aanbevolen bij intolerantie voor bepaalde geneesmiddelen of als draineermiddel van de toxines bij leveraandoeningen (hepatitis).
Twee potenties van Chelidonium (Ch-30, Ch-200) zijn getest op hun mogelijke antitumor- en enzymmodulerende activiteiten. Het homeopathische medicijn Chelidonium vertoonde anti-tumor en anti-genotoxische activiteiten en ook gunstig gemoduleerde activiteiten van sommige marker-enzymen. Microdoses Chelidonium kunnen effectief worden gebruikt bij de bestrijding van leverkanker.
Belangrijke waarschuwing
Ga niet op eigen houtje experimenteren met geneesmiddelen of homeopathische verdunningen op basis van planten. Deze site vervangt geen deskundig advies voor medische behandeling. Raadpleeg altijd een deskundig zorgverstrekker of arts. Lees daaromtrent onze disclaimer elders op deze site. https://www.stadsplanten.be/disclaimer-2/
Stinkende gouwe op YouTube
Over deze plant bestaat ook een heel mooi filmpje van onze mede-redacteur Andrea Bleeker.
Wit vetkruid groeit op steenachtige plaatsen, op muurtjes, dijken, in duinen, in bermen van autowegen en op voedselarme, open en droge plaatsen. Geen wonder dus dat we het in de binnenstad van Brugge vonden. Lekker tegen een gevel. Deze plant komt van oorsprong uit de …
Winterpostelein (Claytonia perfoliata) is een uitheemse eenjarige plant uit de bronkruidfamilie. De plant is tijdens de bloei gemakkelijk te herkennen aan de schotelvormige bladeren, waar de (bloei)stengel doorheen lijkt te groeien. Het is een klein gewas met een prachtige groene kleur, lekker knapperige, sappige blaadjes op …
Onlangs, op 26 maart 2024, volgden we in het Natuurcentrum Beisbroek (Brugge) een basiscursus mossen, onder leiding van dhr. Hans Vermeulen.
Stel je voor: een wereld waar eenvoud de essentie van elegantie vormt. In deze onverwachte rijkdom van de natuur schitteren mossen als de meest primitieve landbewoners, verstoken van wortels en vaatstelsels. Hun voortplanting is een mysterie dat zich niet zomaar prijsgeeft, een dans van leven en groei die onze verbeelding tart.
Maar wat betekent het eigenlijk om primitief te zijn? In de natuur ontvouwt zich een tapijt van mossen dat zich als een mantel over de grond uitstrekt, misschien zelfs over jouw eigen gazon. Alleen al in de Benelux gedijen zo’n 800 mossensoorten. Een schat die niet verborgen is, maar die slechts door enkelen wordt gewaardeerd.
Mossen worden als de meest primitieve landplanten gezien omdat ze geen wortelstelsel en vaatstelsel hebben. Maar… wat heet primitief?
Het zijn de specialisten als Hans Vermeulen die zich met bewondering en toewijding bezighouden met het ontrafelen van de geheimen van deze bescheiden wonderen van het plantenrijk, waar primitief synoniem staat voor kracht en veerkracht, want mossen komen al zo’n 400 miljoen jaar op Aarde voor.
Mossen zijn niet allemaal even gemakkelijk om op naam te brengen, maar met de hulp van Hans lukte het ons om zo’n 30 verschillende soorten op naam te brengen. Uiteraard zal je die niet allemaal in het stadscentrum aantreffen, maar in een parkbos heb je wel een kans. Sommige soorten prefereren dan weer een zure bosbodem of heide.
Een bloemlezing… (Klik op de foto’s voor een grotere afbeelding)
Bleek boomvorkje
Bleek boomvorkje (Metzgeria furcata) is een voornamelijk epifytisch (op bomen levend) thalleus levermos dat de bast koloniseert, met name van loofbomen, heesters en coniferen. Het is minder gebruikelijk om het te vinden op kale boomwortels of op rotsen. Het is een pionier-mos dat snel overwoekerd wordt door andere sterkere mossen.
Gewoon zijdemos
Gewoon zijdemos (Homalothecium sericeum) koloniseert het liefst kalkhoudend gesteente en is ook te vinden op rotsen en muren. Ten tweede koloniseert het basisrijke schors. Dit zijn sterke mossen die in vochtige toestand zijdezacht, glanzend en frisgroen tot goud- of geelgroen zijn. Ze vormen grote geelgroene gazons.
Halvemaantjesmos
Het halvemaantjesmos (Lunularia cruciata) vormt aan beide zijden lichtgroene, ietwat glanzende thalli, die ongeveer 5 cm lang en 1 cm breed zijn. Het groeit vaak in uitgestrekte dekens en zit vast op het substraat. Kenmerkend zijn de halvemaanvormige broedbekers, waaraan het mos zijn naam dankt. Ze bevatten talrijke broedlichamen waarmee het mos zich vegetatief kan voortplanten.
Gewoon sterrenmos
Gewoon sterrenmos (Mnium hornum) koloniseert het liefst kalkvrije tot kalkarme, voldoende vochtige bosbodems. Als de luchtvochtigheid hoog is koloniseert het ook andere substraten zoals dood hout en de schors van levende bomen. Kenmerkend is de bladrand met tanden in paren. Hij vormt donkergroene kussentjes of zoden. Op de foto zien we de oude planten met bovenaan de frisgroene nieuwe uitlopers. Ook zien we op dit moment de stervormige antheridia (mannelijke voortplantingsorgaantjes) dat de zaadcellen produceert.
Helmroestmos
Het helmroestmos (Frullania dilatata) is een levermos dat groeit op verschillende bomen, vooral es, wilg, populier, in goed verlichte omgevingen. Het mos vormt matten en groeit meestal dicht tegen het substraat. Met de rhizoïde plukjes aan de onderzijde hechten ze aan de ondergrond. De kleur is donker roodbruin tot zwartachtig, in schaduwrijke gebieden ook donkergroen. Vooral in de volle zon hebben de planten hun karakteristieke roestbruine kleur.
Gedrongen kantmos
Het gedrongen kantmos (Lophocolea heterophylla) is een bebladerd levermos dat vooral groeit op dood hout en op strooisel in bossen. Het behoort tot eerste soorten die na afsterven op liggend hout wordt gevonden, vaak ook op het zaagvlak van omgezaagde bomen. Ook op de voet van levende bomen wordt deze soort echter veelvuldig gevonden. Het heeft een zeer kenmerkende geur: potgrond. De bebladerde takjes zijn maar klein. De bijzondere bouw zie je allereerst aan de bladeren. Ze liggen keurig geordend in twee rijen. De blaadjes zelf zijn deels afgerond en deels met twee toppen. Daaraan dankt gedrongen kantmos zijn wetenschappelijke naam, Lophocolea heterophylla. Heterophylla betekent: met verschillende blaadjes.
Fraai haarmos
Het fraai haarmos (Polytrichum formosum) is een algemene bosbewonende soort, zowel in naald- als in loofbossen. Bij vochtig weer staan de blaadjes alzijdig afstaand, bij droogte plooien ze zich opwaarts rond de stengel. De mannelijke planten ontwikkelen een stervormig perigonium. Jonge sporenkapsels worden bedekt door een puntig, geel-bruin behaard huikje.
Boskronkelsteeltje
Het boskronkelsteeltje (Campylopus flexuosus) vormt dichte, donkergroene gazons tot 6 centimeter hoog. De stengels hebben een roodbruin rhizoïde vilt. Voor vegetatieve vermeerdering worden broedscheuten en broedknoppen gevormd. Bij het strijken over het gazon blijven deze erop liggen en vormen zo een off-road identificatiekenmerk. Dit is in principe goed herkenbaar aan de bebladerde broedtakjes, maar gezien de variabiliteit van de soort is oplettendheid geboden.
Het komt algemeen voor op de zandgronden, vooral in lichte bossen en op de heide. De soort vermijdt kalk.
Groot laddermos
Groot laddermos (Pseudoscleropodium purum) is een algemene bosbewonende soort die door de mens verspreid is over bijna de hele wereld. Het groo vormt losse zoden. De liggende stengel is groen gekleurd, tot 15 cm lang, geveerd vertakt, de zijtakken meestal in een plat vlak. De stengelblaadjes zijn geelgroen tot donkergroen, tot 3 mm lang, eirond, concaaf, met een licht gebogen spitsje. Het groot laddermos heeft tegenwoordig nog zeer zelden sporofyten. De verspreiding gebeurt voornamelijk vegetatief door het afscheuren van de stengels. Vermoedelijk heeft dit te maken met luchtverontreiniging.
Gewone haarmuts
De gewone haarmuts (Orthotrichum affine) is klein, met stengels die tot 3 cm lang worden. De bladeren zijn rechtopstaand en recht wanneer droog, langwerpig tot eivormig-lancetvormig, 2-4 mm lang. De randen zijn omgekruld tot net onder de top, zonder insnijdingen, met een scherpe top. Deze soort groeit als pionier op stammen en takken, in meestal open bossen of bosranden, in struwelen en vaak ook op vrijstaande bomen. De standplaats is meestal lichtrijk.
Grijs kronkelsteeltje
Grijs kronkelsteeltje (Campylopus introflexus) is een mos dat voorkomt op zanderige grond en kustduinen. Het liefst in open terrein want het kan niet goed tegen schaduw. Het is een meerjarig bladmos dat een dichte zode vormt. De bladen hebben aan de bovenkant meestal een opvallende glashaar die 0,5 tot 2 mm lang is en rechtop staat of juist afstaand is en geknikt. Door deze glashaar krijgt het mos een grijze waas. Het grijs kronkelsteeltje is een invasieve exoot. Oorspronkelijk komt het voor in de gematigde zone van het zuidelijk halfrond. Sinds de jaren zestig komt het ook voor in België. Onderzoek heeft aangetoond dat een invasie van deze soort kan leiden tot achteruitgang van soortenrijke (korst)mossenvegetaties.
Echt zandhaarmos
Echt zandhaarmos (Polytrichum juniperinum) is een algemene, kosmopolitische soort die voornamelijk voorkomt in droge heide en zandverstuivingen. De stengelblaadjes kunnen meer dan 1 cm lang zijn, smal lancetvormig en eindigend op een bruine stekelpunt, de verlengde top van de bladnerf. Bij vochtig weer staan de blaadjes alzijdig afstaand, bij droogte plooien ze zich opwaarts rond de stengel. Echt zandhaarmos is een tweehuizige plant. De mannelijke planten ontwikkelen bruingroene antheridiënbekers.
De sporofyt bestaat uit een sporenkapsel op een stevige, tot 5 cm lange gele tot roodbruine kapselsteel waardoor het goed opvalt. De jonge sporenkapsels worden bedekt door een puntig, wit tot lichtbruin behaard huikje.
Gewoon pronkmos
Het gewoon pronkmos (Pseudotaxiphyllum elegans) vormt zeer dicht op de ondergrond groeiende plakkaten. De voor de soort karakteristieke bosjes dunne broedtakjes in de bladoksels zijn bij goed zoeken eigenlijk altijd wel aanwezig waardoor een goede determinatie vrijwel nooit problemen op hoeft te leveren. De soort komt vooral voor op steile kanten zoals langs walletjes en greppels. Ook de op boomvoeten van oude beuken is de soort regelmatig te vinden.
Fijn laddermos
Fijn laddermos (Kindbergia praelonga) is een in het bos veel voorkomend mos en groeit op vochtige, beschaduwde plaatsen zowel in de grond als op stenen en vermolmd hout. De geelgroene mosplanten bedekken vaak een groot oppervlak. Het mos is enkelvoudig geveerd. De veren kunnen uit elkaar of dicht bij elkaar staan. De stengels kunnen meer dan 10 cm lang worden, maar zijn meestal 5-7 cm lang.
Bronnen en meer informatie
Alle informatie is te vinden op Wikipedia.
Basisgids Mossen – 190 soorten – snel herkennen – groeiplaatsen; Klaas van Dort, Bas van Gennip & Deirdre de Bruyn; ISBN 9789050115582
Zeggen dat het Klein kruiskruid bloeit is echt een understatement. Het zal nooit de prijs winnen voor de meest weelderige bloemenpracht, en het is geen elegante verschijning op de catwalk van de natuur. Voor velen is het niet meer dan een lelijk en irritant onkruid. Maar …
Je verwacht de paarse dovenetel (Lamium purpureum) wellicht niet meteen in een drukke winkelstraat, maar eerder in akkers, moestuinen en wegbermen. Maar, deze plant gedijt ook op plekken waar je hem misschien niet zou verwachten. Van een verweerde stadsmuur, een straatgoot, een braakliggend perceel, een …
Terwijl ik vanochtend mijn vertrouwde route naar de plaatselijke bakker liep, werd mijn aandacht plotseling getrokken door een overvloed aan minuscule plantjes met witte bloempjes. Ik herkende het onmiddellijk want het is maart, en zoals verwacht heeft dit kleine wonderplantje zijn stempel gedrukt op het stedelijke landschap, waar het op de meest onverwachte plaatsen zijn delicate pracht tentoonspreidt. Maak kennis met het kandelaartje, Saxifraga tridactylites.
Te midden van een overvloed aan minuscule planten met witte bloempjes, schittert het kandelaartje als een parel met slechts enkele bloemen die hun witte kroonblaadjes tonen. Het begint zijn reis als een bescheiden rozet, maar groeit vervolgens uit tot een gracieus plantje waarvan de weelderige, vlezige bladeren, hoe klein ook, opvallen door hun ingewikkelde insnijdingen. De Latijnse naam maakt al één en ander duidelijk. “Tridactylites” duidt op de kenmerkende drie-vingerige blaadjes van deze plantensoort. Hun vormen variëren van spatelvormig tot drielobbig, en soms zelfs tot handvormig.
We hebben het al eerder uitgebreid over het kandelaartje gehad (Klik hier voor de link), vandaar dat we het vandaag houden bij een fotoreportage in de vorm van een slideshow. De beelden wisselen vanzelf om de vier seconden. De – helaas onvermijdelijke – sigarettenpeuken op de grond geven een idee van de grootte van het plantje.