Basiscursus mossen
Onlangs, op 26 maart 2024, volgden we in het Natuurcentrum Beisbroek (Brugge) een basiscursus mossen, onder leiding van dhr. Hans Vermeulen.
Stel je voor: een wereld waar eenvoud de essentie van elegantie vormt. In deze onverwachte rijkdom van de natuur schitteren mossen als de meest primitieve landbewoners, verstoken van wortels en vaatstelsels. Hun voortplanting is een mysterie dat zich niet zomaar prijsgeeft, een dans van leven en groei die onze verbeelding tart.
Maar wat betekent het eigenlijk om primitief te zijn? In de natuur ontvouwt zich een tapijt van mossen dat zich als een mantel over de grond uitstrekt, misschien zelfs over jouw eigen gazon. Alleen al in de Benelux gedijen zo’n 800 mossensoorten. Een schat die niet verborgen is, maar die slechts door enkelen wordt gewaardeerd.
Mossen worden als de meest primitieve landplanten gezien omdat ze geen wortelstelsel en vaatstelsel hebben. Maar… wat heet primitief?
Het zijn de specialisten als Hans Vermeulen die zich met bewondering en toewijding bezighouden met het ontrafelen van de geheimen van deze bescheiden wonderen van het plantenrijk, waar primitief synoniem staat voor kracht en veerkracht, want mossen komen al zo’n 400 miljoen jaar op Aarde voor.
Mossen zijn niet allemaal even gemakkelijk om op naam te brengen, maar met de hulp van Hans lukte het ons om zo’n 30 verschillende soorten op naam te brengen. Uiteraard zal je die niet allemaal in het stadscentrum aantreffen, maar in een parkbos heb je wel een kans. Sommige soorten prefereren dan weer een zure bosbodem of heide.
Een bloemlezing… (Klik op de foto’s voor een grotere afbeelding)
Bleek boomvorkje
Bleek boomvorkje (Metzgeria furcata) is een voornamelijk epifytisch (op bomen levend) thalleus levermos dat de bast koloniseert, met name van loofbomen, heesters en coniferen. Het is minder gebruikelijk om het te vinden op kale boomwortels of op rotsen. Het is een pionier-mos dat snel overwoekerd wordt door andere sterkere mossen.
Gewoon zijdemos
Gewoon zijdemos (Homalothecium sericeum) koloniseert het liefst kalkhoudend gesteente en is ook te vinden op rotsen en muren. Ten tweede koloniseert het basisrijke schors. Dit zijn sterke mossen die in vochtige toestand zijdezacht, glanzend en frisgroen tot goud- of geelgroen zijn. Ze vormen grote geelgroene gazons.
Halvemaantjesmos
Het halvemaantjesmos (Lunularia cruciata) vormt aan beide zijden lichtgroene, ietwat glanzende thalli, die ongeveer 5 cm lang en 1 cm breed zijn. Het groeit vaak in uitgestrekte dekens en zit vast op het substraat. Kenmerkend zijn de halvemaanvormige broedbekers, waaraan het mos zijn naam dankt. Ze bevatten talrijke broedlichamen waarmee het mos zich vegetatief kan voortplanten.
Gewoon sterrenmos
Gewoon sterrenmos (Mnium hornum) koloniseert het liefst kalkvrije tot kalkarme, voldoende vochtige bosbodems. Als de luchtvochtigheid hoog is koloniseert het ook andere substraten zoals dood hout en de schors van levende bomen. Kenmerkend is de bladrand met tanden in paren. Hij vormt donkergroene kussentjes of zoden. Op de foto zien we de oude planten met bovenaan de frisgroene nieuwe uitlopers. Ook zien we op dit moment de stervormige antheridia (mannelijke voortplantingsorgaantjes) dat de zaadcellen produceert.
Helmroestmos
Het helmroestmos (Frullania dilatata) is een levermos dat groeit op verschillende bomen, vooral es, wilg, populier, in goed verlichte omgevingen. Het mos vormt matten en groeit meestal dicht tegen het substraat. Met de rhizoïde plukjes aan de onderzijde hechten ze aan de ondergrond. De kleur is donker roodbruin tot zwartachtig, in schaduwrijke gebieden ook donkergroen. Vooral in de volle zon hebben de planten hun karakteristieke roestbruine kleur.
Gedrongen kantmos
Het gedrongen kantmos (Lophocolea heterophylla) is een bebladerd levermos dat vooral groeit op dood hout en op strooisel in bossen. Het behoort tot eerste soorten die na afsterven op liggend hout wordt gevonden, vaak ook op het zaagvlak van omgezaagde bomen. Ook op de voet van levende bomen wordt deze soort echter veelvuldig gevonden. Het heeft een zeer kenmerkende geur: potgrond. De bebladerde takjes zijn maar klein. De bijzondere bouw zie je allereerst aan de bladeren. Ze liggen keurig geordend in twee rijen. De blaadjes zelf zijn deels afgerond en deels met twee toppen. Daaraan dankt gedrongen kantmos zijn wetenschappelijke naam, Lophocolea heterophylla. Heterophylla betekent: met verschillende blaadjes.
Fraai haarmos
Het fraai haarmos (Polytrichum formosum) is een algemene bosbewonende soort, zowel in naald- als in loofbossen. Bij vochtig weer staan de blaadjes alzijdig afstaand, bij droogte plooien ze zich opwaarts rond de stengel. De mannelijke planten ontwikkelen een stervormig perigonium. Jonge sporenkapsels worden bedekt door een puntig, geel-bruin behaard huikje.
Boskronkelsteeltje
Het boskronkelsteeltje (Campylopus flexuosus) vormt dichte, donkergroene gazons tot 6 centimeter hoog. De stengels hebben een roodbruin rhizoïde vilt. Voor vegetatieve vermeerdering worden broedscheuten en broedknoppen gevormd. Bij het strijken over het gazon blijven deze erop liggen en vormen zo een off-road identificatiekenmerk. Dit is in principe goed herkenbaar aan de bebladerde broedtakjes, maar gezien de variabiliteit van de soort is oplettendheid geboden.
Het komt algemeen voor op de zandgronden, vooral in lichte bossen en op de heide. De soort vermijdt kalk.
Groot laddermos
Groot laddermos (Pseudoscleropodium purum) is een algemene bosbewonende soort die door de mens verspreid is over bijna de hele wereld. Het groo vormt losse zoden. De liggende stengel is groen gekleurd, tot 15 cm lang, geveerd vertakt, de zijtakken meestal in een plat vlak. De stengelblaadjes zijn geelgroen tot donkergroen, tot 3 mm lang, eirond, concaaf, met een licht gebogen spitsje. Het groot laddermos heeft tegenwoordig nog zeer zelden sporofyten. De verspreiding gebeurt voornamelijk vegetatief door het afscheuren van de stengels. Vermoedelijk heeft dit te maken met luchtverontreiniging.
Gewone haarmuts
De gewone haarmuts (Orthotrichum affine) is klein, met stengels die tot 3 cm lang worden. De bladeren zijn rechtopstaand en recht wanneer droog, langwerpig tot eivormig-lancetvormig, 2-4 mm lang. De randen zijn omgekruld tot net onder de top, zonder insnijdingen, met een scherpe top. Deze soort groeit als pionier op stammen en takken, in meestal open bossen of bosranden, in struwelen en vaak ook op vrijstaande bomen. De standplaats is meestal lichtrijk.
Grijs kronkelsteeltje
Grijs kronkelsteeltje (Campylopus introflexus) is een mos dat voorkomt op zanderige grond en kustduinen. Het liefst in open terrein want het kan niet goed tegen schaduw. Het is een meerjarig bladmos dat een dichte zode vormt. De bladen hebben aan de bovenkant meestal een opvallende glashaar die 0,5 tot 2 mm lang is en rechtop staat of juist afstaand is en geknikt. Door deze glashaar krijgt het mos een grijze waas. Het grijs kronkelsteeltje is een invasieve exoot. Oorspronkelijk komt het voor in de gematigde zone van het zuidelijk halfrond. Sinds de jaren zestig komt het ook voor in België. Onderzoek heeft aangetoond dat een invasie van deze soort kan leiden tot achteruitgang van soortenrijke (korst)mossenvegetaties.
Echt zandhaarmos
Echt zandhaarmos (Polytrichum juniperinum) is een algemene, kosmopolitische soort die voornamelijk voorkomt in droge heide en zandverstuivingen. De stengelblaadjes kunnen meer dan 1 cm lang zijn, smal lancetvormig en eindigend op een bruine stekelpunt, de verlengde top van de bladnerf. Bij vochtig weer staan de blaadjes alzijdig afstaand, bij droogte plooien ze zich opwaarts rond de stengel. Echt zandhaarmos is een tweehuizige plant. De mannelijke planten ontwikkelen bruingroene antheridiënbekers.
De sporofyt bestaat uit een sporenkapsel op een stevige, tot 5 cm lange gele tot roodbruine kapselsteel waardoor het goed opvalt. De jonge sporenkapsels worden bedekt door een puntig, wit tot lichtbruin behaard huikje.
Gewoon pronkmos
Het gewoon pronkmos (Pseudotaxiphyllum elegans) vormt zeer dicht op de ondergrond groeiende plakkaten. De voor de soort karakteristieke bosjes dunne broedtakjes in de bladoksels zijn bij goed zoeken eigenlijk altijd wel aanwezig waardoor een goede determinatie vrijwel nooit problemen op hoeft te leveren. De soort komt vooral voor op steile kanten zoals langs walletjes en greppels. Ook de op boomvoeten van oude beuken is de soort regelmatig te vinden.
Fijn laddermos
Fijn laddermos (Kindbergia praelonga) is een in het bos veel voorkomend mos en groeit op vochtige, beschaduwde plaatsen zowel in de grond als op stenen en vermolmd hout. De geelgroene mosplanten bedekken vaak een groot oppervlak. Het mos is enkelvoudig geveerd. De veren kunnen uit elkaar of dicht bij elkaar staan. De stengels kunnen meer dan 10 cm lang worden, maar zijn meestal 5-7 cm lang.
Bronnen en meer informatie
Alle informatie is te vinden op Wikipedia.
Basisgids Mossen – 190 soorten – snel herkennen – groeiplaatsen; Klaas van Dort, Bas van Gennip & Deirdre de Bruyn; ISBN 9789050115582
Link naar de 12 meest recente artikelen
Ontdek meer van Stadsplanten
Abonneer u om de nieuwste berichten naar uw e-mail te laten verzenden.
Mooi artikel en foto’s over deze pioniers van onze natuur.
Dankjewel Nic