In het eerste deel van onze verkenningstocht door Brugge, samen met bioloog en lichenoloog Tim Claerhout, doken we diep in de fascinerende wereld van mossen en korstmossen. We richten onze aandacht op de vijf soorten die centraal staan in een experiment om de invloed van …
Tijdens mijn verkenningstocht door de betoverende straten van Brugge ontdekte ik een wereld die vaak over het hoofd wordt gezien – de mysterieuze levens die zich vastklampen aan de oude muren van de stad. Terwijl ik langzaam mijn weg baande door smalle steegjes en langs …
Onlangs, op 26 maart 2024, volgden we in het Natuurcentrum Beisbroek (Brugge) een basiscursus mossen, onder leiding van dhr. Hans Vermeulen.
Stel je voor: een wereld waar eenvoud de essentie van elegantie vormt. In deze onverwachte rijkdom van de natuur schitteren mossen als de meest primitieve landbewoners, verstoken van wortels en vaatstelsels. Hun voortplanting is een mysterie dat zich niet zomaar prijsgeeft, een dans van leven en groei die onze verbeelding tart.
Maar wat betekent het eigenlijk om primitief te zijn? In de natuur ontvouwt zich een tapijt van mossen dat zich als een mantel over de grond uitstrekt, misschien zelfs over jouw eigen gazon. Alleen al in de Benelux gedijen zo’n 800 mossensoorten. Een schat die niet verborgen is, maar die slechts door enkelen wordt gewaardeerd.
Mossen worden als de meest primitieve landplanten gezien omdat ze geen wortelstelsel en vaatstelsel hebben. Maar… wat heet primitief?
Het zijn de specialisten als Hans Vermeulen die zich met bewondering en toewijding bezighouden met het ontrafelen van de geheimen van deze bescheiden wonderen van het plantenrijk, waar primitief synoniem staat voor kracht en veerkracht, want mossen komen al zo’n 400 miljoen jaar op Aarde voor.
Mossen zijn niet allemaal even gemakkelijk om op naam te brengen, maar met de hulp van Hans lukte het ons om zo’n 30 verschillende soorten op naam te brengen. Uiteraard zal je die niet allemaal in het stadscentrum aantreffen, maar in een parkbos heb je wel een kans. Sommige soorten prefereren dan weer een zure bosbodem of heide.
Een bloemlezing… (Klik op de foto’s voor een grotere afbeelding)
Bleek boomvorkje
Bleek boomvorkje (Metzgeria furcata) is een voornamelijk epifytisch (op bomen levend) thalleus levermos dat de bast koloniseert, met name van loofbomen, heesters en coniferen. Het is minder gebruikelijk om het te vinden op kale boomwortels of op rotsen. Het is een pionier-mos dat snel overwoekerd wordt door andere sterkere mossen.
Gewoon zijdemos
Gewoon zijdemos (Homalothecium sericeum) koloniseert het liefst kalkhoudend gesteente en is ook te vinden op rotsen en muren. Ten tweede koloniseert het basisrijke schors. Dit zijn sterke mossen die in vochtige toestand zijdezacht, glanzend en frisgroen tot goud- of geelgroen zijn. Ze vormen grote geelgroene gazons.
Halvemaantjesmos
Het halvemaantjesmos (Lunularia cruciata) vormt aan beide zijden lichtgroene, ietwat glanzende thalli, die ongeveer 5 cm lang en 1 cm breed zijn. Het groeit vaak in uitgestrekte dekens en zit vast op het substraat. Kenmerkend zijn de halvemaanvormige broedbekers, waaraan het mos zijn naam dankt. Ze bevatten talrijke broedlichamen waarmee het mos zich vegetatief kan voortplanten.
Gewoon sterrenmos
Gewoon sterrenmos (Mnium hornum) koloniseert het liefst kalkvrije tot kalkarme, voldoende vochtige bosbodems. Als de luchtvochtigheid hoog is koloniseert het ook andere substraten zoals dood hout en de schors van levende bomen. Kenmerkend is de bladrand met tanden in paren. Hij vormt donkergroene kussentjes of zoden. Op de foto zien we de oude planten met bovenaan de frisgroene nieuwe uitlopers. Ook zien we op dit moment de stervormige antheridia (mannelijke voortplantingsorgaantjes) dat de zaadcellen produceert.
Helmroestmos
Het helmroestmos (Frullania dilatata) is een levermos dat groeit op verschillende bomen, vooral es, wilg, populier, in goed verlichte omgevingen. Het mos vormt matten en groeit meestal dicht tegen het substraat. Met de rhizoïde plukjes aan de onderzijde hechten ze aan de ondergrond. De kleur is donker roodbruin tot zwartachtig, in schaduwrijke gebieden ook donkergroen. Vooral in de volle zon hebben de planten hun karakteristieke roestbruine kleur.
Gedrongen kantmos
Het gedrongen kantmos (Lophocolea heterophylla) is een bebladerd levermos dat vooral groeit op dood hout en op strooisel in bossen. Het behoort tot eerste soorten die na afsterven op liggend hout wordt gevonden, vaak ook op het zaagvlak van omgezaagde bomen. Ook op de voet van levende bomen wordt deze soort echter veelvuldig gevonden. Het heeft een zeer kenmerkende geur: potgrond. De bebladerde takjes zijn maar klein. De bijzondere bouw zie je allereerst aan de bladeren. Ze liggen keurig geordend in twee rijen. De blaadjes zelf zijn deels afgerond en deels met twee toppen. Daaraan dankt gedrongen kantmos zijn wetenschappelijke naam, Lophocolea heterophylla. Heterophylla betekent: met verschillende blaadjes.
Fraai haarmos
Het fraai haarmos (Polytrichum formosum) is een algemene bosbewonende soort, zowel in naald- als in loofbossen. Bij vochtig weer staan de blaadjes alzijdig afstaand, bij droogte plooien ze zich opwaarts rond de stengel. De mannelijke planten ontwikkelen een stervormig perigonium. Jonge sporenkapsels worden bedekt door een puntig, geel-bruin behaard huikje.
Boskronkelsteeltje
Het boskronkelsteeltje (Campylopus flexuosus) vormt dichte, donkergroene gazons tot 6 centimeter hoog. De stengels hebben een roodbruin rhizoïde vilt. Voor vegetatieve vermeerdering worden broedscheuten en broedknoppen gevormd. Bij het strijken over het gazon blijven deze erop liggen en vormen zo een off-road identificatiekenmerk. Dit is in principe goed herkenbaar aan de bebladerde broedtakjes, maar gezien de variabiliteit van de soort is oplettendheid geboden.
Het komt algemeen voor op de zandgronden, vooral in lichte bossen en op de heide. De soort vermijdt kalk.
Groot laddermos
Groot laddermos (Pseudoscleropodium purum) is een algemene bosbewonende soort die door de mens verspreid is over bijna de hele wereld. Het groo vormt losse zoden. De liggende stengel is groen gekleurd, tot 15 cm lang, geveerd vertakt, de zijtakken meestal in een plat vlak. De stengelblaadjes zijn geelgroen tot donkergroen, tot 3 mm lang, eirond, concaaf, met een licht gebogen spitsje. Het groot laddermos heeft tegenwoordig nog zeer zelden sporofyten. De verspreiding gebeurt voornamelijk vegetatief door het afscheuren van de stengels. Vermoedelijk heeft dit te maken met luchtverontreiniging.
Gewone haarmuts
De gewone haarmuts (Orthotrichum affine) is klein, met stengels die tot 3 cm lang worden. De bladeren zijn rechtopstaand en recht wanneer droog, langwerpig tot eivormig-lancetvormig, 2-4 mm lang. De randen zijn omgekruld tot net onder de top, zonder insnijdingen, met een scherpe top. Deze soort groeit als pionier op stammen en takken, in meestal open bossen of bosranden, in struwelen en vaak ook op vrijstaande bomen. De standplaats is meestal lichtrijk.
Grijs kronkelsteeltje
Grijs kronkelsteeltje (Campylopus introflexus) is een mos dat voorkomt op zanderige grond en kustduinen. Het liefst in open terrein want het kan niet goed tegen schaduw. Het is een meerjarig bladmos dat een dichte zode vormt. De bladen hebben aan de bovenkant meestal een opvallende glashaar die 0,5 tot 2 mm lang is en rechtop staat of juist afstaand is en geknikt. Door deze glashaar krijgt het mos een grijze waas. Het grijs kronkelsteeltje is een invasieve exoot. Oorspronkelijk komt het voor in de gematigde zone van het zuidelijk halfrond. Sinds de jaren zestig komt het ook voor in België. Onderzoek heeft aangetoond dat een invasie van deze soort kan leiden tot achteruitgang van soortenrijke (korst)mossenvegetaties.
Echt zandhaarmos
Echt zandhaarmos (Polytrichum juniperinum) is een algemene, kosmopolitische soort die voornamelijk voorkomt in droge heide en zandverstuivingen. De stengelblaadjes kunnen meer dan 1 cm lang zijn, smal lancetvormig en eindigend op een bruine stekelpunt, de verlengde top van de bladnerf. Bij vochtig weer staan de blaadjes alzijdig afstaand, bij droogte plooien ze zich opwaarts rond de stengel. Echt zandhaarmos is een tweehuizige plant. De mannelijke planten ontwikkelen bruingroene antheridiënbekers.
De sporofyt bestaat uit een sporenkapsel op een stevige, tot 5 cm lange gele tot roodbruine kapselsteel waardoor het goed opvalt. De jonge sporenkapsels worden bedekt door een puntig, wit tot lichtbruin behaard huikje.
Gewoon pronkmos
Het gewoon pronkmos (Pseudotaxiphyllum elegans) vormt zeer dicht op de ondergrond groeiende plakkaten. De voor de soort karakteristieke bosjes dunne broedtakjes in de bladoksels zijn bij goed zoeken eigenlijk altijd wel aanwezig waardoor een goede determinatie vrijwel nooit problemen op hoeft te leveren. De soort komt vooral voor op steile kanten zoals langs walletjes en greppels. Ook de op boomvoeten van oude beuken is de soort regelmatig te vinden.
Fijn laddermos
Fijn laddermos (Kindbergia praelonga) is een in het bos veel voorkomend mos en groeit op vochtige, beschaduwde plaatsen zowel in de grond als op stenen en vermolmd hout. De geelgroene mosplanten bedekken vaak een groot oppervlak. Het mos is enkelvoudig geveerd. De veren kunnen uit elkaar of dicht bij elkaar staan. De stengels kunnen meer dan 10 cm lang worden, maar zijn meestal 5-7 cm lang.
Bronnen en meer informatie
Alle informatie is te vinden op Wikipedia.
Basisgids Mossen – 190 soorten – snel herkennen – groeiplaatsen; Klaas van Dort, Bas van Gennip & Deirdre de Bruyn; ISBN 9789050115582
Vandaag heb ik een eerste keer deelgenomen aan een veldonderzoek dat gericht is op het begrijpen van de impact van het stadsklimaat op de biodiversiteit, met een focus op mossen en korstmossen. Dit onderzoek maakt deel uit van een groter project genaamd Hidden Biodiversity, gefinancierd …
Overal waar je kijkt, vind je groen! In elke stad is er wel een stadspark, en als dat er niet is dan is in de wijde omgeving wel een stadsbos te vinden. Stadsleven vermengd met natuurpracht, en wij waren er klaar voor. Onze bestemming? Het …
Het is zaterdag 17 februari en de zon schijnt stralend aan de hemel! Snel werpen we een blik op de weersvoorspelling voor morgen, en helaas kondigt die een regenachtige zondag aan. We kunnen dus amper wachten om naar de kust te rijden en ons onder te dompelen in het heerlijke lentegevoel dat vandaag zo gul wordt verspreid.
Het voorjaar is nog pril en in Knokke zijn de dagjesmensen nog niet massaal aanwezig. Dat betekent dat een parkeerplekje vinden geen enkel probleem is. Zodra we uitstappen, valt mijn oog op een heldergroen mosje in het duinzand, vlak bij de parkeerplaats. Het lijkt op een klein sterretje dat fonkelt in de ochtendzon.
Wow, ik kan niet geloven wat ik zie! ObsIdentify komt weer eens tot mijn redding: Duinsterretje (Syntrichia ruralis)! De naam alleen al is zo passend! Dit mos schittert als een sterretje, gedijt in de zanderige kustbodem en laat mijn hart sneller kloppen van opwinding. Wat een perfecte match tussen naam en natuurlijke schoonheid!
Voorkomen
Het duinsterretje is een mos uit de familie Pottiaceae. Het komt voor op kalkrijk zand.Het maakt geelgroene tot roodbruine zoden. Het vormt stengels die tot 8 cm hoog kunnen worden. Meestal bereiken deze een hoogte van ongeveer 2 tot 4 cm, met een getande glashaar in het verlengde van de nerf. Het blad is tot 4 mm groot en scherp gekield. Het heeft een glashaar recht op de bladtop. Bij vochtig weer staan de bladeren als een sterretje uit, bij droog weer zijn de bladeren rond de stengel gedraaid. De bladeren zijn aan de rand bijna tot aan de punt iets teruggerold.
Groot en klein
Of dit het Groot dan wel het Klein duinsterretje betreft laat ik in het midden. Zo’n kenner ben ik nu ook weer niet.
Groot duinsterretje (Syntrichia ruralis var. arenicola):
Komt voor in het binnenland maar is een echte plant van de kustduinen. Het groeit bij voorkeur als pionier op kalkhoudend zand, maar ook op andere basische substraten zoals beton, daken, muren en soms op bomen met een ruwe, basisch tot neutrale schors, zoals Vlier en Populier.
Te herkennen aan de geelgroene bladen, gekielde bladtop en de als een lange gestekelde glashaar uitstekende nerf. De grootste bladbreedte is onder het midden.
Klein duinsterretje (Syntrichia ruralis var. calcicola): Komt meer in het binnenland voor en minder in de duinen. Het wordt meer gevonden op zonnige en stenige of zandige grond en op basenrijke rotsen, muren, daken en bomen.
Survivor
Het leven op zand vereist een ongekende veerkracht tegen droogte. Water sijpelt razendsnel door het zand, waardoor mossen zoals het duinsterretje voorbereid moeten zijn op langdurige periodes zonder vocht. Wanneer de blaadjes van het duinsterretje opdrogen, krullen ze elegant samen als een perfect gevormde spiraal. Opmerkelijk is de aanwezigheid van lange glasharen aan de top van deze bladeren.
Hoewel veel mossen in staat zijn om droogteperiodes te doorstaan, blinkt het duinsterretje hierin uit. Deze soort houdt zelfs het record voor het overleven van de langste droogteperiode. In een opmerkelijk laboratoriumexperiment konden delen van uitgedroogde duinsterretjes na twintig jaar droogte weer tot leven komen. Dit illustreert de buitengewone weerbaarheid van deze soort, die zich met recht een ware overlevingskunstenaar mag noemen.
Het is werkelijk verbluffend hoe sommige mossen, vooral die welke gedijen op open plekken zoals het duinsterretje, een fascinerend kenmerk hebben: glasharen die aan de top van hun bladeren zitten. Deze glasharen vormen een soort doorlopende bladnerf zonder chlorofyl. Ze zijn een ware zegen voor de mosplant, omdat ze deze beschermen tegen uitdroging door het zonlicht te weerkaatsen. Maar dat is nog niet alles! Deze glasharen fungeren ook als condensatiepunt voor waterdamp in de lucht, waardoor de mossen zelfs bij lage luchtvochtigheid vocht kunnen opnemen. En alsof dat nog niet genoeg is, verminderen afgestorven glasharen ook nog eens de transpiratie van de plant. Het is werkelijk een staaltje van buitengewone aanpassing en efficiëntie in de natuur!
Zoals alle bryofyten hebben mossen twee vormen van voortplanting: ongeslachtelijke of vegetatieve voortplanting en geslachtelijke voortplanting. Ongeslachtelijke voorplanting Ongeslachtelijke voortplanting kan op verschillende manieren gebeuren. Bijvoorbeeld wanneer stukjes van de stengel of zelfs één enkel blad van de mosplant (per ongeluk) worden afgebroken. Deze stukjes …
Wow, wat een spektakel na al die regenachtige dagen! Kijk eens hoe levendig en sprankelend de mossen en korstmossen erbij liggen. Ze lijken wel te dansen van vreugde na al dat vocht. Het is alsof de natuur hen een verjongingskuur heeft gegeven, en nu stralen …
Mossen zijn eigenlijk primitieve mini-sporenplanten die bestaan uit een stengel met blaadjes. Mossen zijn dus géén korstmossen. Ze variëren in formaat van enkele millimeter tot zelfs 10 centimeter. Ze kunnen uitgroeien tot echte matten of plakkaten. In tegenstelling de echte planten hebben mossen geen vaatbundels. Dat is één van de kenmerken die hen van vaatplanten onderscheidt.
Doordat mossen geen vaatstelsel hebben, gebeurt het transport van voedingsstoffen voornamelijk buiten de plant, langs stengels en bladeren. Mossen kunnen makkelijk en snel vocht opnemen via hun bladeren, omdat ze geen opperhuid hebben en een blad slechts uit één of enkele cellagen bestaat. Daarna verplaatst het vocht zich intern door de celwanden van de ene cel naar de andere. Hierdoor functioneert een mosblad zowel als blad voor fotosynthese als als wortel voor vochtopname.
Net als de ‘hogere’ planten (bloeiende planten en varens) maakt de meerderheid van de mossen hun eigen voedsel via fotosynthese, en omdat ze chlorofyl bevatten is de meerderheid groen.
Oorsprong
Van de mossen wordt aangenomen dat ze zijn geëvolueerd uit voorouderlijke groene algen en waarvan wordt gedacht dat ze de vroegste lijnen van planten vormen. Het zijn primitieve sporenplanten die zelfs eerder in de evolutie zijn ontstaan dan varens en paardenstaarten. Ze arriveerden op het land in de Ordoviciaanse periode, ongeveer 470 miljoen jaar geleden. Door het opslaan van koolstofdioxide verlaagden deze eenvoudige organismen geleidelijk de wereldtemperatuur met acht graden, waardoor hun omgeving enorm veranderde en, zo wordt gedacht, de ijstijden op deze planeet mede werden veroorzaakt. Ik heb altijd het gevoel dat dit een ongelooflijke prestatie is voor zulke onopvallende, onschuldige en kleine organismen als mossen.
Bouw
Mossen zijn misschien klein, maar ze verpakken veel structurele details in een klein pakket. Ze hebben zowel bladachtige als stengelachtige structuren, maar ze missen een duidelijk vaatbundelsysteem. Ze hebben rhizoïden – die lijken op wortelharen – om zich aan het substraat te hechten en water op te nemen, maar dat zijn géén echte wortels. In tegenstelling tot hogere planten kunnen mossen water en voedingsstoffen via hun hele thallus opnemen.
Mosbladeren zijn erg dun; bij veel zijn ze slechts 1 cel dik. Hierdoor hebben veel mossen complexe en mooie bladstructuren ontwikkeld om uitdroging te minimaliseren en de fotosynthetische efficiëntie te behouden. Bladcellen hebben vaak minuscule papillen die een belangrijke rol spelen in het transport van water.
Vanwege het ontbreken van echte wortels en een efficiënt waterleidingsysteem kunnen mossen alleen overleven op vochtige plekken met relatief weinig zonlicht. Ze groeien zelden groter dan 15 cm, maar kunnen droge periodes, zelfs na volledige uitdroging, overleven. Mossen produceren geen bloemen, kegels, vruchten of zaden. Ze verspreiden zich via haploïde* sporen. Veel mossen kunnen zich ook ongeslachtelijk verspreiden door fragmentatie van de thallus of de vorming van specifieke structuren.
*Een haploïde cel (n) is een cel met één enkel chromosoom van een chromosomenpaar per kern. Geslachtscellen (eicel of zaadcel) zijn voorbeelden van haploïde cellen.
Mossen in het ecosysteem
Mossen zijn een belangrijke schakel in ecosystemen: ze produceren zuurstof, beschermen tegen erosie, scheppen een gunstig microklimaat voor ontkieming van allerlei soorten zaden en vruchten en bieden leefruimten aan vele kleine insecten. Ook de mens heeft in de loop der jaren veel gebruik gemaakt van mossen voor o.a. brandstof, vloerbedekking, matrasvullingen, isolatiemateriaal en tegenwoordig ook de bloemsierkunst.
Gebruik
Mossen worden vaak gebruikt als decoratie bij bvb. kerststukjes. Fossiel mos: turfwinning. Turf is opgebouwd uit een dikke laag veenmossen en andere planten. Dus dat is een manier waarop mossen als brandstof gebruikt werden.
Groeiplaatsen
Over het algemeen houden mossen van vochtige plekken, al zijn er soorten die ook in droge omstandigheden kunnen overleven. Elke soort heeft zowat zijn eigen voorkeur.
Schors en hout, op levende bomen aan de regenkant of in vochtige bossen. Op dode stammen die op de grond liggen.
Beton en steen. Mossen kunnen op allerlei steensoorten groeien. Bvb. kalkrijke muren of zure granieten keien, kademuren, bruggen,
Grond: Hier zijn er ook allerlei verschillende biotopen, zoals zure bosbodems, duinen, heide, industrieterreinen…
Indeling van mossen
We onderscheiden drie grote groepen: de bladmossen (Bryophyta), de levermossen (Marchantiophyta) en de hauwmossen (Anthocerotophyta).
Bladmossen (Bryophyta) https://nl.wikipedia.org/wiki/Mossen Dit is de bekendste groep. Bladmossen bestaan altijd uit een stengel met blaadjes zonder nerven. Bladmos is een verzamelnaam voor topkapselmossen,slaapmossen en veenmossen. Topkapselmossen groeien dicht op elkaar en slaapmossen vormen een soort matjes, waardoor er een mostapijt ontstaat.
Levermossen worden onderverdeeld in twee types: bebladerde levermossen met een stengel met blaadjes en thalleuze levermossen met een thallus. Een bekende thalleus levermos is het parapluutjesmos. Levermos is meestal rond de 2 tot 20 mm breed en het groeit veelal tussen tegels en stenen.
Hauwmossen herken je aan de ronde vormen. Ze groeien, wanneer ze niet in de weg gezeten worden, in een cirkel met luchtkamertjes. Hauwmossen komen iets minder voor in de tuin dan andere mossen.
Bladmossen
Bladmossen bestaan uit een al dan niet vertakte stengel die rondom bezet is met bladeren. Deze groep heeft drie ondergroepen:
Topkapselmossen hebben rechtopstaande en nauwelijks vertakte stengels en de sporenkapsels ontspringen aan de stengeltop en zijn daarmee goed herkenbaar.
Slaapmossen zijn sterk vertakt en liggen plat op hun ondergrond alhoewel er enkele uitzonderingen zijn. De sporenkapsels ontspringen ongeveer halverwege de stengel.
Veenmossen groeien dicht tegen elkaar aan in een waterig milieu. De takjes staan in bundels en een deel hangt langs de stengel naar beneden, de rest staat haaks. Sporenkapsels ontspringen aan de stengeltop, vaak met meerdere bij elkaar.
Levermossen
Bebladerde levermossen hebben een stengel en bladeren. Deze bladeren zijn één cellaag dik en zitten in twee rijen aan de stengel (dus niet rondom). Er is vaak ook een derde rij kleinere, anders gevormde rij onderblaadjes. Een nerf ontbreekt, een belangrijk verschil met de bladmossen.
Thalleuse levermossen hebben dikke lobben (thallus) die meerdere cellagen dik is. Schubben aan de onderkant spelen een rol bij de vochtopname van deze mossen, zo ook de rhizoiden. Sporenkapsels ontspringen meestal aan het einde van de thalluslob maar daarop bestaan veel uitzonderingen.
Groeivormen
De mossen kunnen verschillende groeivormen hebben:
Zoden (vb. Gewoon gaffeltandmos)
Kussens (vb.Kussentjesmos)
Pollen (vb. Gekroesde haarmuts
Matten (vb. Gesnaveld kauwtjesmos)
Tapijten (vb. Gewoon haakmos)
Voortplanting bij mossen
Mossen manifesteren zich als voortplantingskrachtpatsers en hanteren twee strategieën: de geslachtelijke wijze en de kloon-methode. Geslachtelijke voortplanting impliceert de interactie tussen zaadcellen en eicellen. Deze vorm is van cruciaal belang omdat het genetische materiaal wordt gedeeld tussen individuen. Hierdoor kan het resulterende mosplantje genetische variaties vertonen, wat een evolutionair voordeel kan bieden in zijn aanpassing aan de omgeving.
Aan de tegenovergestelde zijde van het spectrum bevindt zich de kloon-methode. Hierbij ontbreekt de betrokkenheid van zaadcellen en eicellen. Het nieuwgevormde plantje is in wezen een exacte replica van het origineel, een reproduceerde miniaturenversie met alle erfelijke eigenschappen ongewijzigd. Geen genetische vermenging, maar eerder een vlekkeloze reproductie.
Nota: Op de voortplanting bij mossen komen we uitvoerig terug in een volgende bijdrage.
Literatuur
Er zijn op dit moment slechts twee nederlandstalige boeken te koop.
Wie in de winter – vanwege een gebrek aan andere opties – steeds meer geobsedeerd raken door mos zijn zonder twijfel de botanici. Je weet wel, die door een plantenloep starende individuen die graag op de knieën of – erger nog – plat op hun …
Ik schrijf zondag 10 december 2023, en – ware het niet dat ik zonet de Kerstman voor de voeten liep en mijn agenda gecheckt heb om na te gaan of het geen zinsbegoocheling was – je zou je eind oktober of begin november wanen. De …